woensdag 14 september 2011

Peggy Verzett

SYNTHE SYNTHESE



Peggy Verzett (1958) woont in een mooi oud huis in Rotterdam.Zij is beeldend kunstenares (olieverfschilderen en tekenen) enwerkt als docente in het voortgezet en hoger onderwijs (Nederlandsen beeldende vorming). Poëzie schreef ze sinds haar jeugd maar met voordragen uit eigen werk begon ze in de Consul te Rotterdamin 2001. Ze debuteerde met een cyclus gedichten in Tirade,in maart 2003. In 2005 verscheen haar debuut Prijken die buik bij Van Oorschot. Ze werd uitgenodigd voor te lezen op deNacht van de Poëzie in Vredenburg en op andere grote en kleinefestivals.

Ik ben te vroeg en Peggy is op weg naar een buurtpostkantoor.We praten over van alles, onder andere over Tonnus Oosterhoffen de titel We zagen ons in een kleine groep mensen veranderen.
Peggy Verzett: Bij 'wij' denk ik aan een groep. Er gebeurtiets dat dubbelop lijkt: er verandert iets in een groep mensen.Platoonse handomdraai of wat? Ik vind het een wonderlijk mooiezin waarin het woordje "wij" uitgelicht staat als ineen pentekening van Rembrandt. Ik heb een tijdje gedacht dat ikook graag over een "wij" zou willen schrijven.
In de lichte woonkamer zitten we aan tafel. Ik laat Peggy hetgedicht 'De Hazen' van Ed Leeflang lezen.
'We waren in een weitje waar camille
het meeste te vertellen stond en hadden
een paal voor een waslijn in de grond gezet,
toen twee hazen uit het jonge koren dansten,
rechtop bewegend, in een aangrijpend menuet.
Dat kinderboekenhazen bleken te bestaan -
ze droegen dan wel geen parmante jassen,
maar hadden die aandoenlijke en overduidelijke
oren aan - het was zo schokkend als midden in
de goedheid of in de oudste angt voor donker
zijn te komen staan.
De schaamteloosheid van hun rondedans
en de driftige ernst van hun door
plotselinge versteningen onderbroken spel
deden ons de eigen argwanendheid en
verloren natuurlijkheid beseffen, dat
voelden wij aan onze sprakeloosheid wel.
Het voorjaar leek zelfs dreigend uit den boze
over de onschuld van de polder heen te hangen.
De dans duurde zo'n traag kwartier;
er was nog een kort leven om te blozen,
om naar de schoonheid van dit drieste dansen
te verlangen.'
Dit gedicht gaat vooral over de natuurlijke schoonheid enschaamteloosheid van sexualiteit, die 'wij' verloren zijn.
Prachtig, die zin 'voelden wij aan onze sprakeloosheid wel.'
Het is meer dan 27 jaar oud. Je ziet wat er veranderd isin de poëzie bij vergelijking met jouw cyclus. Dit is eenanekdote, een plaatje. Het is autobiografisch; het geeft naaraanleiding van een gebeurtenis een gevoel weer. Jij doet het anders.Je laat beelden en woorden botsen. Je gebruikt geen interpunctie.
-------
'Hazen
1
de hazen zijn al wakker
wij droomden over hazen
en alle voorwerpen die weerkaatsten
de wijzen van voortplanting
nauwelijks omslachtig
Grote Haas zag alles rooskleurig in
wij klommen in boomtoppen
en gingen voorbeeldig om
met de sterren
naast de riviermond
tussen het riet
kelderde een aloude twist
tussen winter en zomer
de aarde droeg een rok
vijf grote lagen
meer was het niet.
---------

Het gedicht van Leeflang geeft een bepaalde impressie weer, dienauw aansluit bij wat we al weten van hazen. Ik denk dat ik probeerom niet aan te sluiten bij dat associatieveld. Ik steek lievereen paar spades in de grond en schoffel in de taal om te kijkenwat daar gebeurt. De hazencyclus is geschreven vanuit een leeservaring.Ik had een aantal boeken gelezen over hazen. Die verhalen ontroerdenme. De ontroering sloot aan bij een vermoeden dat ik al langerhad over hazen en hun mythische betekenis. Ooit zag ik in eenEngels kinderboek een prachtige afbeelding 'The hare in the moon'.Een haas die daar volkomen in zijn element, heel autonoom, authentiekzit in zijn landschap, in de cirkel van een enorme maan. De maanals een aureool. Dat beeld had indruk op me gemaakt. Joseph Beuysgebruikt de haas ook veelvuldig in zijn werk. Hij maakte tekeningenmet het bloed van hazen. De hazen als wachters en hoeders vande rituele stof die we nodig hebben, zoiets. Ik las de anekdoteover de boer die hazen van zijn land wilde jagen en zag hoe eenhaas volkomen gefascineerd werd door het wapperen van een vlag.De haas zat als gebiologeerd en de boer kon hem eenvoudig oppakken.De haas viel samen met wat hij zag. Het verschil tussen subjecten object verdwenen.
Grote Haas zag dat alles goed was. Hij lijkt op een soort Sinterklaas.Die 'wij' uit de tweede strofe zijn een soort Titaantjes.
Moet je voor 'een aloude twist' ook weten dat dat komt van'Het spel vande winter en de somer', het middeleeuwse abele spel?
Het is niet echt nodig. In de vorige strofe zet een bewegingvan boven naar beneden in en keldert zo verder. De wat minderbelezen lezer vraagt zich misschien wel af hoe dat zit met diepersonificatie. Hoe kan nou een winter met een zomer twisten?
Maar als je het abele spel kent, weet je dat het gaat omde vraag welke jaargetijde het best geschikt is voor de liefde.
Belezenheid is bij de derde strofe wel verrijkend. Het voegteen extra laag toe. We bevinden ons in een wereld die een gelaagderok draagt.
De rok uit de laatste strofe is op te tillen en geeft toegangtot het vrouwelijke. Vijf grote lagen, een mooie rok. De lezerzal misschien denken: maar vijf rokken? De wereld lijkt ingewikkeldergeworden. Hier spreekt ook een soort melancholie over het verliesvan eenvoud.
2
het huis aan de overkant is leeg
hazenbloed het lijkt wel ingeraamd
we spiegelen in ramen narrenbloed
soms ben ik er geweest
door de lege kamers gelopen langs
de onderkant van het weggescheurde
op het veld onder de volle maan
uitgeweken naar de rand van veilig bos
boven bij de trap gestaan
om door een deurpost en
langs glooibaar grensgebied
vastere grond onder de voet
naar tegenover staren
waar Grote Haas met
das Da Da Dasein
terug te komen bij het raam
de hoofddoek zien wapperen
aan een stok die zijdelingse bries
Dadaïsme, toeval, chaos?
Ja, en Heidegger. In de biografie van Safranski las ik dezemooie term: Das Dasein.
Eigenlijk is dit een gedicht, waar een ander gedicht onder schuilgaat.Aan de overkant van mijn vorige woning stond lange tijd een huisleeg. Daar heb ik toen een gedicht over gemaakt dat ging overeen ik-figuur die zich weerspiegeld zag. Ik vond dat een mooiemetafoor, de weerspiegeling van jezelf. Ken u zelf. Projecties.Ik vond het gedicht mooi, maar het was niet af. Ik wist niet watik ermee moest doen. Het heeft jaren in de la gelegen. Toen ikover hazen begon te schrijven, herontdekte ik dat gedicht, omdatik het gevoel daarin haasachtig vond. Ik probeer in dit gedichtme als een haas te voelen en te gedragen. De laatste strofe verwijstnaar de anekdote van de haas die door de boer in zijn nekvel wordtgegrepen.
Het gaat me in het gedicht om het raken aan het bestaan van dehaas.
Het willen raken aan het on-middellijke.
Ja. In het nu leven. In het nu leven. In het nu leven, datnu inmiddels als een wijdverbreid cliché klinkt, toch maarbenadrukken hier in het kader van de hazengedichten.
Veilig bos?
Ik voel me goed in een bos. Ik ben opgegroeid bij de bossen,dennenbossen in Brabant. Eindeloze wandelingen met de hond naareen vennetje in heidegebied. In bomen klimmen, rare vogelgeluidenmaken en zien of de wandelaars enigszins ontregeld raakten. Alseen soort haas maakte ik op verschillende momenten de "grotestand van zaken" op in het bos.
En Heidegger?
Heideggers Sein und Zeit heb ik niet gelezen. De biografievan Safranski las ik om nog een keer te genieten van de mooieschrijfhand van Safranski. Eerder had ik zijn biografie gelezenover Schopenhauer, een filosoof die mij meteen aansprak toen iklas: "de wereld is een hachelijke zaak, ik heb mij voorgenomenom erover na te denken".
Das Dasein, van Heidegger, is een kernpunt in zijn denken.
Hij bedoelt het wezenlijke "in-de-wereld-zijn". Heideggerprobeert dat opnieuw te onderzoeken. Hoe we in de wereld zijnen wat we daaruit kunnen afleiden over het Zijnde om ons heen.Dat veel filosofen hebben nagedacht over het Zijnde en over hetHoogst Zijnde heeft ze -het Zijn zelf- doen vergeten. Heideggerbenadrukt dat de mens in de eerste plaats moet Zijn. Dat is hemopgelegd gekregen en met dat gegeven moet de mens zien klaar tekomen. Voor Heidegger zijn Angst en Bezorgd Zijn diepe pijlersin het Zijn. Dat sluit mooi aan bij de hazen.
Dit onderscheid dat hij maakt tussen het Zijnde en het Zijn, vindik mooi. Gelukkig ben ik zelf nooit opgevoed in een of ander keurslijfwaarin ik het hoogst Zijnde in een bepaald gewaad gehuld, moestomarmen.
Ik heb nog wel het heilig vormsel meegemaakt, in een tijd datmijn beide ouders openlijk overdachten om met de zeer onregelmatigekerkbezoeken te stoppen. De meest a-muzikale muziek was wel dietypische beatmuziek die in die tijd klonk in de "beatmis"van de opgeleukte kerk.
Ik herinner me tussen mijn vader en moeder door, op het middenpadin de kerk het naar voren lopen en de priester die tegemoetkwam.Het bleek precies te gaan zoals we geoefend hadden op school.Hij kwam aangelopen in zijn lange gebroken witte gewaad, overhet gangpad tussen de banken waarop de gemeente zat. Mijn vaderstond erbij als een autohandelaar en mijn moeder plukte bloemen.De priester stelde de vraag en ik was kikker en kwaakte "Ja"Het was een gedenkwaardig moment thuis, toen mijn vader aan tafelzei: "We doen dat niet meer".
Ik lees Grote Haas en 'das Da Da Dasein' als een tegenstelling:veiligheid tegenover unheimische leegte.
Ja zit er in. Ik heb het ook bedoeld als het menselijk makenvan Grote Haas. Hij weet het ook niet allemaal precies. Zie hemzitten in het volgende gedicht. Hoe moet hij dat allemaal goedmaken? Kloppend krijgen 'met zijn hellend vlak'?. Rilke heefteen gedicht geschreven waarin de omkering van het thema van Goden mens wordt gegeven. Rilke laat vragen aan God: wie ben je zondermij? Ben ik niet de warme slipper aan je koude voet? (of ietsvan die strekking). Hier mag Grote Haas als een onhandige filosoof,die het eigenlijk ook niet weet, met het 'Da Da Dasein' schipperen.
3
maanmeertje
met het ovale wak
en Grote Haas die
daar zat op het dunne ijs
met zijn hellend vlak
knieën tegen de borst gehesen
lobbig wit op takken
ho meisje
ode aan jou meisje
meisje van ver en meer
glansgek oog en bel
twee hazen rennen niet
door een hodeldebodelhek
en zullen weer schoten vangen
In dit gedicht leeft de illustratie waar ik het eerder overhad als gevoel, als teder gevoel.
Het meisje uit de tweede strofe is het personage dat het maanmeertjebekeken heeft. De eerste strofe is een beeld, bijna een coulissenlandschap.Zij ziet een maanmeertje en Grote Haas die daar ongemakkelijkzit, het is winter. Het meisje van ver en meer ziet dat veiligvan een afstand. Dat is natuurlijk het meisje van Vermeer.
Ach, dat heb ik niet gezien! Met die oorbel! 'glansgek oogen bel'.
De onschuld zelf in het zuivere gezichtje. En dat wordt inde laatste regels tegen de tragiek van de wereld aangezet. Onafwendbaardat het zo gaat: 'er zullen weer schoten vangen'.
Grote Haas zit uit te zoeken hoe het moet. Het meisje wordt geconfronteerdmet de onafwendbare kanten van het bestaan maar ze zit gelukkigwel veilig en vereeuwigd in het schilderij van Vermeer. En dathangt op zijn beurt in een goed beveiligd museum, daar mogen wevan uitgaan.

4
een haas is een haas
houdt de wereld in
een zak met het blote oog
over de veldweg
onder de maan
langs de rochelende put
rent de snelheid van
straaljagers in de naam
van cupido's
over het omgeploegde land
- er ligt weer hazenvet -
nageltikkend klauwendrummend
over wijfjes en vibraties
OEF de dingbouw is groot
De eerste regel wijst op de feitelijkheid: zo is het en erstaat wat er staat. Als je het gedicht synesthetisch bekijkt,hoor ik bij de tweede strofe een paar mooie, rustige tonen enbij 'de rochelende put' een trombone met een glissando naar boven.
De straaljagers: hazen lopen met startende vliegtuigen mee.Ook de liefde gaat bij hen snel. Hazenvet?
Dat komt van Joseph Beuys, maar jij zegt dat het al voorkomtbij Pieter Langendyk (1683 ­ 1756) in De Spiegel de VaderlandscheKooplieden? Dat is leuk om te horen.
Heb ik gevonden bij Google.
'nageltikkend klauwendrummend' (heel ritmisch) 'over wijfjesen vibraties'. Dat klinkt goed.
'de dingbouw is groot'. Dat is het geslacht?
O ja? O, wat grappig, dat kan! Het is ook: alles begint weer,de lente, het leven. De dingen worden opgebouwd. Maar dit vindik een welkome aanvulling. Dank je wel. Weer een nieuw woord erbijvoor het mannelijk lid. Je geliefde staat voor je en je deelthem mede hoe prachtig zijn dingbouw is.
5
schrezen schrezen
in het plantsoen van deze woonwijk in de slaapstad
schrezen schrezen
in het land dat van houtwal naar houtwal liep
schrezen
in de wereld waar halvezool haverbrood en hazenvel

schrezen
in het drommend heelal
om mooier spul
inlegwerk?
van Grote Haas voor evenknie
Je zei in een interview op internet: 'dat Pfeijffer en Gerbrandydat schrezen niet begrepen, verbaasde me'. We hebben toch al Lucebertgehad? Het is gewoon een contaminatie van schrikken, vrezen, schrijden,pezen, lezen, en ga zo door.
Volgens mij is dat woord qua gevoel wel duidelijk.
'in het drommend heelal': het gaat helemaal op en neer 'om mooierspul', dat lijkt een handelsterm. En 'inlegwerk' is heel verfijnd.Ik zou denken aan een mozaïekje, glinsterende kraaltjes ofstukjes emaille of glas, in een gipstegel. Dat 'drommend' is eenmooie grote beweging tegengesteld aan het verfijnde onbeweeglijke'inlegwerk'.
'evenknie': God schiep de mens naar zijn beeld en gelijkenis.
Ja, dan worden god en mens toch weer maatjes; ze hebben elkaarweer nodig.
6
wat mij te binnen schiet
vogels
en labbayen
ik herinner me nog
woekerend raaigras onder systeemplaten
in het kantoor van de douane
bomen bomen
mooie improvisaties
en dat rurale
niet vergeten niet
fred (van astaire) ferme haas
weet nog hermafrodiet en
hallucinade in het nulijf
lengtegolven want
de rechte hoek wil zwenken volgens
het schietlood met deze wereld
aan niemand opgedragen
'labbayen' heb ik opgezocht. Het betekent 'dartele samenkomstvan jongens en meisjes in herbergen'.
Ik kwam dit woord tegen tijdens een cursus binnen de cultuurwetenschappenop de Open Universiteit. Het komt niet vaak voor dat een woordgeen enkel associatieveld draagt. Voor mij was "labbayen"zo'n woord. Neutraal, en zo staat het ook in het gedicht, hetschept meteen ruimte naar alle kanten. Het gaat over de ouderejeugd die nog net te jong voor een huwelijk, in de zomer naarhet platteland trekt om zich daar te vermaken.
Fred Astaire, ja die lijkt wel wat op een haas, heb ik ooit geschilderdmet enorme zware voeten. Zijn bewegingen, hoe hij danst met eenkapstok of over het plafond. Met een zwier en gratie en ook ietsmagisch, iets bovenwereldlijks. En dat roffelen van het tapdansen.Androgyn ook.
De rechte hoek hoort bij het lichaam van de hazen. Ze hebben involle vlucht het vermogen om bijna in een rechte hoek te zwenkenom zo aan hun belagers te ontkomen. 'Lengtegolven' zegt ook watover de beweeglijkheid van hun lichaam. Net als bij eekhoornskan het lijf golven wanneer ze eenmaal in volle gang gaan. Zewillen zwenken volgens het schietlood met deze wereld. Het schietloodis de macht en de dreiging waar de haas verre van wil blijven.De hele sfeer in dit gedicht ademt iets uit van terugkijken opde wereld die al bijna vergaan is. We keren nog eenmaal terugals we met elkaar praten over weet je nog, die wereld. O ja, diewereld, wat me nu te binnen schiet! En dan kom ik met die hazenen dat labbayen en Fred Astaire, ferme haas.
Er zit iets optimistisch in. Bijna tegen beter weten in.
Ja, kunnen we bijv. leven in een wereld zonder religie? Weproberen het en vinden allerlei surrogaatachtige middelen. Wewillen alles duiden. Ik kan me voorstellen dat de haas, doet wathij moet doen omdat hij weet dat het goed is om te doen. Zonderplan, vanuit een vrij moeten, iets immanents, zoiets. En dat bijde haas het transcendente het dan niet verprutst maar verrijkt.In het laatste gedicht van de cyclus zitten we eigenlijk al ineen nieuwe wereld en we kijken terug, halen nog wat herinneringenop. Vandaar dat de bomen er staan. Die moeten blijven. En improvisatiesook. Samen muziek maken, zomaar beginnen en op elkaar reageren,met al je zintuigen waarnemen wat er gebeurt, dat is een anderetaal dan die van de bladmuziek.
Je schreef al heel lang poëzie? Vanaf je twaalfde?
Een jaar of negen was ik, toen de eerste dingen over de wereldbij mij werkelijk begonnen door te dringen. Melancholisch werdik ervan. Dat de wereld zo in elkaar stak en niet anders. Ik begondat op te schrijven.
Ook verhalen?
Ja, korte verhalen. En proza-achtige gedichten. En later veelbrieven, lange brieven. Ik ging naar de bibliotheek. Gedichtenschrijven was gelijk aan mijmerend dingen aan het papier toevertrouwen.
Later, op de Pedagogische Academie genoot ik van mijn docent Nederlands;de geachte heer Swennen. Hij kende de gedichten van Achterberguit zijn hoofd. Declameerde het ene na het andere gedicht. Eenlange man, ook al een soort haas eigenlijk, die dan ineens verscheenvoor de klas en een geluid met zijn mond maakte alsof hij de leerlingenaan het voorproeven was. Wat vinden jullie hiervan? En dan droeghij 'Thebe' voor. 'Een lichaam blind van slaap staat in mijn armenop. Ik voel hoe zwaar het gaat. Dodepop.' Dat pop! En legde danuit hoe Achterberg allerlei woorden uit de scheikunde in zijngedichten opnam. Het klonk prachtig.
En Nijhoff?
Awater, was voor mij een grote gebeurtenis, toen ik dat voorde eerste keer las. Eerbiedige pauze.
Marsman toen ook met zijn : "hij schreed en ruimte werd hemeen soepel kleed om het koele lijf". Het vitalisme sprakaan.
Paul van Ostayen lees ik regelmatig. "Melopee", en "Alsje van het meisje van Milwaukee houdt" vind ik hele mooiepoëzie. En verder natuurlijk, Nescio, Reve, Kafka, EmilyDickinson, T.S Eliott, en Ezra Pound. Dat was op een pedagogischeacademie. Dat deden ze daar toen nog.
En toen naar de beeldende kunst?
Ik wilde naar de Academie voor beeldende vorming, daar benik uiteindelijk ook wel terechtgekomen, in Tilburg. Maar nietlang, ik was iets te eigengereid. Ik wilde het zelf uitvinden.Ik wilde vooral niet onder invloeden komen te staan van anderen.Zo dacht ik toen.
Je wist dat de poëzie die je toen schreef nog nietpublicabel was?
Dat zag ik wel. Ik kon afstand nemen van mijn eigen geschrijf.Afstand is m.i een voornaam begrip. Dat je naar je werk kunt kijkenalsof het niet door jou gemaakt is. Later lesgegeven op een VrijeSchool waar ik kennis maakte met de visie dat men een parallelzag lopen tussen de ontwikkelingsfasen in de cultuurgeschiedenisen die in een mensenleven. De Renaissance werd beschouwd als deperiode van de puberteit in onze beschaving. Ik vond mijn eerstegedichten zeer archaïsch van toon, met verheven woorden daarinvoor het uitdrukken van mijn verhouding tot het goddelijke.

De titel van je bundel Prijken die buik heb ik begrepenals iets dionysisch. Tegenover het apollinische. We hadden hetover Marsman. Je moest misschien leren het dionysische naar bovente laten komen?
Dionysos en Apollo vormen een handig paar van tegenstellingenen benaderen de krachten die in het leven een rol kunnen spelen.Nietzsche heeft een voorkeur voor het dionysische wanneer hijde nadruk legt op die ongebreidelde laag van het zijn van waaruitde oerkrachten gapen in de wil tot macht, en die ­ indienhevig ontkent of onderdrukt - heftige en destructieve apollinischekrachten oproepen. Over die onderdrukking en wat dat kan oproepen,daar wil ik wel voor waken. Maar ik zie deze grootheden 't liefsthand in hand gaan over een stoffige veldweg. De visualisatie daarvanwekt meteen een goed gevoel op.
"Prijken die buik" is de titel geworden en ik ben erblij mee. De buik wordt naar voren geschoven in het centrum vande aandacht. En prijken vind ik een mooi oud woord: het doet wathet zegt. Toen de titel eindelijk op tafel lag las ik op dat momenteen boek over meditatie: Hara, van K. von Durckheim.
Driehonderd bladzijden lang, wordt er gesproken over de buik alsalchemistisch dionysisch vat van waaruit alle leven voortdurendontstaat. Het boek begint ook erg mooi:
(ik citeer)
Borst vooruit ­ buik in"Een volk, waar deze spreuk toteen algemeen erkend voorschrift kon worden, verkeert in grootgevaar' ­ zei mij een Japanner in het jaar 1938.
(einde citaat)
Hier doelt de japanner op het Duitse volk dat massaal zijnbuik inhoudt met alle catastrofale gevolgen van dien. Er staanplaatjes in het boek van Christus in een hemelkoepel. Christusdraagt een enorme buik onder zijn lange gewaad. Ook afbeeldingenvan friezen van tempels tonen dikbuikige heilige figuren.
De prijkende buik is een tevreden buik.
Het heeft vrij lang geduurd voor je gedichten opstuurdenaar bijvoorbeeld Tirade.
Dat was pas in 2003. Ik was bezig geweest met veel herschrijvingenvan oude gedichten. Er was een andere methode van schrijven ontstaanen dat inspireerde. Toen ontmoette ik Anne Vegter. Ik had watvan haar gelezen en was verrast over de manier waarop zij dichtte.Ik herkende ook iets in wat zij deed, los en ontoegankelijk.Waarom zou taal altijd toegankelijk moeten zijn? Zij nodigde meuit. Ik ben met de cyclus over de prior naar haar toegegaan enwe hebben een kop thee gedronken. Van het een kwam het ander.Mirjam van Hengel, de redactrice van van Oorschot, heeft me toenbenaderd.
Je had meteen voldoende voor een bundel?
Nee, ik had twee cycli en veel gedichten liggen waarvan sommigestrofen opnieuw bruikbaar waren en andere gedeelten de prullenbakin moesten.
Ik had mijn uitdrukkingsmogelijkheden in het schilderen en zingenaltijd meer benadrukt. Schrijven was een soort zijtakje waar ikmijmerde voor mijn eigen welbevinden. Door het veranderen vande methode van het schrijven kreeg ik nieuwe inspiratie.
Schilderen is anders dan schrijven. Een gedicht is opgetrokkenuit taal en dan heb je het al gauw over betekenis. Ik probeerassociatievelden zorgvuldig naast elkaar te leggen zoals je ookin een schilderij kan gaan schuiven met kleuren en vormen waardooreen beeld kan ontstaan dat je van tevoren niet hebt bedacht. Woordenkunnen de handgrepen van die associatievelden zijn net zoals pottenof tubes verf, verschillende soorten licht zijn. Ik wil niet achterhalenwat ik via de voordeur te zeggen heb.
Ik heb niet zoveel te zeggen. Ik wil via de achterdeur uitnodigendat ik terloops iets vertel, omdat het geschuif iets gaat opleverendat verwondert of verrast, ontroert, verbaast of anderszins ontregelt.Ik wil proberen de persuasieve functie van de taal niet alleenmaar de hoofdrol te laten spelen. Dat vind ik een mooie maniervan dichten. Heel spannend. En je moet er als lezer iets voordoen, dat spreekt me enorm aan. Dat het je niet komt aanwaaienvol herkenbare metaforen die je geruststellen omdat het is zoalshet is.
Mijn voorliefde voor de olieverf bedenk ik me nu, komt ook voortuit het eenvoudige feit dat ik het eigenlijk nog steeds niet beheers.Ik beheers het nog steeds niet en ben nog steeds bezig met hette doorgronden, het komt me nog steeds absoluut niet aanwaaien.Net zoals het vak wiskunde, op mijn lijst verscheen om de aantrekkelijkheidvan haar hermetische wereld, met eigen codes en wetmatigheden.
In die zin moet ik nu ook aan de woorden denken van Thomas Bernharddie ik onlangs las waarin hij het hele ontstaan van het schrijfprocesbenadrukt met het woord weerstand.
Ontoegankelijke poëzie wekt ook weerstand op. Ik zou de uitlegof analyse niet willen schuwen. Maar er zitten verschillende kantenaan. Je kunt door de analyse een diepere laag ontdekken die meerontroering toelaat. Wanneer het associatieve een grote rol speeltin het gedicht, ben ik niet zeker of de analyse niet eerder deontroering tenietdoet. Ik roep nu liever : lang leve de synthese!Zowel in het maken van het gedicht als in de beleving van hetgedicht wanneer het op papier staat.
Ik denk dat poëzie de rijkste kunst is: zij is muziek,beeld en gedachte.
Muziek is de meest directe kunst, dat denk ik wel. Daarmeeniet zeggende dat directheid als criterium voor deze meetlat vande kunsten in hun onderlinge verhouding het meest geschikt is.Schopenhauer en Kant hebben dat discours ook gaande gehouden ineen eeuw die daarvoor ingericht leek te zijn en ik heb me daarvroeger gretig in verdiept; waarom zij de muziek als kunst bovende andere kunsten verhieven. Maar de overeenkomsten zijn ook interessant.Muziek en poëzie hebben veel met elkaar te maken. Niet alleenmaar omdat de alliteraties, jamben en trocheeën ritmischklinken. In de directheid van het neerzetten van een bepaaldesfeer, gevoel, geluid of ontroering kan de dichtkunst dicht inde buurt komen van een indrukwekkende solo op een muziekinstrument.
Zo lees ik in ieder geval "Awater".
Ik heb afgestudeerde Neerlandici horen zeggen: 'Als ik eengedicht niet in één keer begrijp, hoeft het vanmij niet.'
Dan maar schoppen totdat ze een geweten krijgen!, om met Boonte spreken.
Het begrip aandacht is in diskrediet geraakt? Aandacht en afstandzijn voor mij voorname begrippen.
Ik heb lang gewerkt aan de cyclus 'Nadag'. Die zag er in aanvangheel anders uit. Ik las de Illuminations en daarna Une saisonen enfer van Rimbaud.
Ik was onder de indruk. Het dramatische leven van deze mandie op indrukwekkende wijze zich ook bewust was dat hij het levenleefde van zijn tijd met al zijn beperkingen. Zijn eenzaamheiden onmacht om zich te voegen naar zijn omgeving. Hij gaat naarSaoedie Arabië in de tijd dat het Suezkanaal net ontslotenis. Hij zweert de poëzie af, handelt in wapens, olifantentandenen leeuwenhuiden. Hij onderhoudt contacten met inlandse koningen.Krijgt een ziekte, er wordt een been afgezet en hij wordt vervoerdnaar Marseille. Daar hoort hij, misschien dwars door zijn eigenmysterieuze ijlzangen heen, de wereldse stem van zijn zuster diehem nog een keer terug wil lokken naar het antwoord op de vraagof hij dan eindelijk zijn ziel wil overgeven aan God.
Dit lezen leverde uiteindelijk de reeks 'Nadag' op, maar die isvoor de bundel behoorlijk herschreven. De eerste versie werd gepubliceerdin Tirade, 5, 2004. Dat is toen door omstandigheden eenbeetje te snel gegaan. Ik was er niet helemaal tevreden over,had het gevoel dat ik teveel had uitgepakt. Het was bijna te vitalistisch.Er zat in ieder geval nog teveel geluid in dat niet beviel.
5 uit Tirade:
'Koud en nat brein
ik denk terug aan hoe dit allemaal is gebeurd
er lag een dode geit te mekkeren in mijn maag
dat van het een het ander kwam nadat op Nova Zembla
een overwintering in causaliteit
radde tongen vergaten hun leven en gal niet meer
en de verschillen lekken oostindisch zwart kortbenig
mij vallen feiten in als de plooien in een plooienrijke broek
vlaggen ze bestaan niet vlaggen
binnenin verbindt verbannen drang
de H is een staande coïtus
ik doe wat overbodig is soms negentien keer
de opzet voor een boeddhadrama over de rijken
en een vederlicht avondmaal ligt nog in de linnenkast
warm en nat hart
ik ruik kamperfoelie 's nachts als andere bloemen gesloten zijn
in het stille luchtruim wenkt ze naar vlinders en kevers
nu denk ik aan haar met haar talent voor delilah-achtige rollen
de horizontale marginalen en waar werd hij un autre?
O hier komt Afrika!
ik denk aan hoe wij allen 's avonds al niet meer buiten komen
voor het geval wij ongemerkt op een worm zouden trappen


5 uit bundel, p. 27:
'riviertje rijden
met een koud en nat brein
over 'la femme sans tête'
ik help een waterput
terwijl ik het mensenras geheel vergeet
en stel je voor je liefde te nemen
ruimschoots genoeg
op het glimmende akkerland
van deze streek
of zonneteelt op vlakke weide
zoals bij de horizontale marginalen
warm en droog hart van leem
klei en leegte waar de H een staande coïtus is'
Je ziet hoe je aan het schwärmen bent om een bepaaldezin die kennelijk moet. Het is als bij een schilderij. Het kanje overkomen dat je de bekende darlings moet killen: je hebt eenhoek in een schilderij geschilderd en die is zo wonderlijk mooigeworden. Daar schilder je omheen en omheen op zoek naar de juisteharmonie totdat het moment er is dat je zegt: of ik neem nu dezaag en maak het schilderij een 3/4 vlak kleiner, of je laat hetmoment toe dat je zegt: mijn wonderlijk geschilderde hoek moetweg. Aardige gruwelijke beslissingen.
Je kunt het mooi vinden zonder het te begrijpen.
Dat is heel interessant, want waar komt dat dan vandaan? Datje iets mooi vindt zonder het te begrijpen. Dat vind ik mooi.
1
locus deze lucht had Laurel mooi gevonden
bolle blauwe lucht waarin meeuwen af en aan
ik zie een beetje spel in de opzet
in de verste verte zie ik nog
de schoonheid van de vlek
op vloer en wand kaatst de rommel terug die volgens
afspraak ligt
in deze kamer blijf ik tot aan de rand
wil je met mij Prediker lezen in de zon op mijn balkon?
er ligt een laag een vrouwenmantel
het nekwater om de boeg likt rimpels in de handen
voel hoe deze onderwaterzit
die overplanting inheems in ieder plaats
zonder nadruk in de nadag mijn kades kaden
De eerste strofe van NADAG 1 is een duidelijk beeld. Het enigewat er onduidelijk aan is, is dat ik iemand aanspreek 'locus':'deze lucht had Laurel mooi gevonden'. Ik schrijf 'locus' meteen kleine letter, want ik vind het niet belangrijk om nog eenste benadrukken dat het een eigennaam is. Ik wilde het juist onnadrukkelijkmaken. Er wordt een landschap neergezet. Daar kan iets mee gebeuren.
Voor iemand die schildert is 'de schoonheid van een vlek' eenheel vanzelfsprekend gegeven. Vanuit een vlek kom je vaak toteen beeld. Het is de schoonheid van het onnadrukkelijke, het onbedoelde,het terloopse, de schoonheid van het infantiele, het toeval. 'Opzet'uit de eerste regel kun je vergelijken met 'dingbouw'. Is er opzetin de wereld om je heen? De kunst, het terloopse, het spel, hetonduidelijke koesteren. In de volgende regels zie je 'volgens/ afspraak'. Daar zit weer iets nadrukkelijks in. De plaats diein de eerste strofe wordt aangegeven is een kamer. En bij 'vloeren wand' zijn we binnen. Er ligt rommel. Daar is ook een soortvan opzet die met de schoonheid van de vlek te maken heeft. 'blijfik tot aan de rand'. Een soort tijdsbesef. Als je de woorden 'totaan de rand' gebruikt, dan roep je daarmee ook een bepaald associatieveldop: je kan in een kamer ook bewegen tot halverwege. Je kunt ookweggaan. Misschien heeft die rand te maken met je bezigheden ofmet de intensiteit. Ben je er wel helemaal? 'wil jij met mij Predikerlezen in de zon op mijn balkon?' Daar komt cultuurgoed binnenvallen.Prediker gaat over ijdelheid, maar ook over een God die verblijftwaar hij lijkt thuis te horen, ergens boven, zoals de mens ergensbeneden verblijft waar hij ploegt, zaait en maait. Het is eengodsbesef waarin de weg van de transcendentie onderbroken lijktte worden. Tussen aarde en hemel ligt een mooi groot helder hiaat.
Bij 'vrouwenmantel' dacht ik aan de plant.
Dat klopt. Op mijn balkon staan vrouwenmantels, prachtige plantenmet die vastliggende druppels water. Mooie naam ook voor een plant.
'nekwater', dat is een lekker woord. Nek is de poort van benedennaar boven, naar het hoofd. Creatieve gedachten moeten vanuitde buik naar de kop. 'nekwater' doet ook denken aan transpireren,zweet.
Het beeldrijm met boegwater, om de nek van de boot.
Ja. 'likt rimpels in de handen'. We zijn niet meer in de kamer;we zijn op het balkon, we zijn buiten. We zijn door water omgeven.Dan komt het woord 'onderwaterzit'. Dit is een zelfstandig naamwoord,gemaakt van een actie, waar je normaal drie losse woorden voornodig hebt. Het wordt een soort gebeuren, dat iets te maken heeftmet het onbewuste. In het begin van het gedicht ben ik vrij helderin een kamer en ik besluit om naar buiten te gaan. Ik wil iemanduitnodigen en dan verzinken in het onbewuste. Misschien is 'dezeonderwaterzit' ook wel een dionysisch element. En dan krijg je'overplanting', 'inheems' als een verwijzing naar je eigen authenticiteit,naar je eigen stutpaal, dat kan overal zijn: een balkon, een kamer,een park in een stad. Overal die overplanting van jezelf, in iedereplaats, zonder nadruk, zonder opzet, met het besef van de schoonheidvan de vlek, in de nadag. De hele sfeer van 'nadag' is dat allesterloops en rustig gaat. Het hoogtepunt van de dag is voorbij;we hebben ons werk gedaan, de rust kan beginnen binnen 'mijn kades,kaden'. Jij eindigt, ik eindig, wij eindigen.
En geen spoor van Rimbaud.
Nee, niet meer. Maar het idee dat ik kreeg bij het lezen vanRimbaud, zit er wel in. Dat iemand zich zo overplant, ineens.Hij gaat van het Frankrijk van toen naar de grens van onze beschaving.Hij zoekt die wereld op. Hij durft de woestenij in te duiken.
Je hebt ook niet meer verwezen naar Rimbaud, in aantekeningenbijvoorbeeld.
Nee, Rimbaud is mijn privé-aanleiding. Voor de gedichtenmaakt dat niet meer uit. Het ging om dat overplanten van jezelfen dat helemaal op zichzelf staan en het zoeken naar herkenning,erkenning. Erkenning van je bestaan.
De laatste strofe van dit gedicht is bijna een ode aan het helemaaléén zijn, zoals een haas is. Het is eigenlijk eenstukje 'schrezen'.
Je komt als lezer de bundel binnen via PRIOR en dan 'Humaan Hu'.
Ja, het is meteen gezellig (lacht). De prior 'zwalkt verderweg'. Hij weet heg noch steg en de menuetten zijn merendeels uiteengereten.Dat is geen fijn beeld natuurlijk. 'maar nauwelijks opnieuw uitproberen/ wanneer de borghaak maakt'. iemand houdt ergens mee op. Er isiets aan een einde. We zijn aan het begin van een eerste cyclusin de bundel en het begint met een soort einde. We geven het op.'De borghaak maakt': dat is spannend. Er is iets dionysisch aande gang. Niet altijd op de hoogte van wat er allemaal gaande isprobeert de prior de hand te leggen op iets. Met de borghaak kunje iets vastmaken. 'Hu maan hu'; met de humaniteit valt het nietmee. Het gaat helemaal niet goed. Het lijdend voorwerp komt verderop.De prior is in de war. Hij is uit zijn context gehaald. De borghaakwordt gemaakt. Er is iets nieuws aan de hand, een nieuwe fase.Er wordt een nieuw ding gesmeed.
Naar aanleiding van 4 ben je door iemand aangevallen: hijzegt dat het een beetje te grappig is: 'A priori / lang leve deprior!' en verder 'lang leven prior!'
Ja een zekere speelsheid kun je hier wel ontdekken. Als taalgrapalleen heb ik de zin hier niet gebruikt; ze past binnen het geheelin meerdere lagen. Misschien had de criticus nog een mening overin zijn doos.
Het eindigt heel erg sober. Met schilderen ook. Aan het eind beginteen nieuwe fase. We beginnen met het einde, wat de prior aangeeften de borghaak wordt gemaakt en hier in 6 zou je kunnen zeggen:de borghaak is gemaakt. Er is een nieuwe, mooie, stille situatie.De mens doet wat hij doet. Hij maakt zijn huis schoon en hij zorgtdat hij zijn spullen heeft en dat die ook betaald zijn. Nou, beterkan je het niet voor mekaar hebben. Hij kan aan het werk. Hetbegint met een theatrale wanordelijkheid en het eindigt met eensoort rust.
=================================================

Geen opmerkingen:

Een reactie posten