Als iemand tegen Ruben van Gogh (Dokkum, 1967) dichter,bloemlezer, vertaler en presentator, zegt dat een bepaalde regelmooi is, zegt hij: 'Ik ben blij dat het gedicht een thuis gevondenheeft.' Het gedicht is iets dat op zich zelf bestaat.
Niet de dichter, maar het gedicht moet gekend zijn.
Aandacht voor de werkelijkheid is van belang. In een haastige,snelle wereld laten zijn nieuwe gedichten het verlangen zien naarzorgvuldigheid. Hij houdt van woorden, ook als ze in onbruik zijngeraakt. Hij wil ze een plaats bieden in een 2-persoonsalfabet,waarvan lezers en hoorders mogen genieten. Hij kent vrijwel alzijn gedichten uit het hoofd.
VERDWIJNEN EN AANWEZIG BLIJVEN
Ruben van Gogh studeerde vier jaar sociale geografie aan deRU Groningen. Hij woont nu in Utrecht. Stelde de bloemlezing Sprongnaar de sterren (1999) samen en vertaalde uit het FransWehebben elkaar lief - de mooiste liefdesgedichten van Jacques Prévert(2000). Met Bart F.M.Droog en Karel ten Haaf maakte hij debundel Het hogere Noorden (Passage 1997). Dit jaar verscheenAan het eind van het begin, de herdruk van zijn twee eerderebundels De man van taal en De hemel in, de hemel uit.In opdracht van Het BUREAU interim! stelde hij met SuzanneMeeuwissen een bloemlezing samen met gedichten van bekende enminder bekende dichters, die zich lieten inspireren door management-begrippen,Hier lonkt een spiegel (2001).
'Met stand-up ben ik gestopt. Daar lag de nadruk zo op iedereopmerking, dat het een grap moest zijn en dan een echte vettegrap, dat ik dacht: ik vind het veel leuker om een beetje te ouwehoerenen te kletsen. Ik had al meer optredens met poëzie. Je leertwel optreden voor publiek, je bent niet bang meer voor een zaal.Als er wat gebeurt kun je er op ingaan. Bij de stand-up noemenze alles wat niet grappig is ruis. Met gedichten kon ik mijn eigengang gaan. Ik stuurde aanvankelijk ansichtkaarten naar vriendenmet allerlei opmerkingen en dat werden steeds meer gedicht-achtigeteksten. Eerst woordgrappen.'
Gaandeweg wordt het serieuzer. Je tweede bundel is heelanders dan de eerste.
Ja, dat gaat vanzelf. Of je moet er voor kiezen een light verse-dichterte worden. In de bundels zit een ontwikkeling in fascinatievoor taal. In light verse zit taalspel als grap; in poëzieis het subtieler. Een woord wordt gekozen vanwege associatie ofdubbele betekenis.
Sommige gedichten passen goed in de zogenaamde jeugdpoëzie,zoals 'Dubbeltje'.
Als ik kinderen krijg, zal ik me zeker laten inspireren doorhun taalgebruik. Ik heb laatst voor De Rails een gedichtgeschreven met alle woorden en namen die mijn hond kent.
Een vervelend verschijnsel in de boekhandel is dat ze dejeugdpoëzie apart zetten bij de versjes.
TMF, videoclips: je metaforiek wordt er door bepaald.
Niet bepaald; ik vraag me af hoe je iets wat je ziet, vertaaltnaar een gedicht.
Een culturele verschuiving van lezen naar zien.
'gebeurende poëzie' noem je de poëzie in Sprong naarde sterren.
Laatst zei Ilja: ze hebben het opgevat alsof het op een podiummoet gebeuren. Maar dat is nooit bedoeld.
Het is een beetje manifest-taal.
Ja, maar ik zocht een term die enigszins analytisch was voordie groep dichters van Sprong naar de sterren. Het moetbewegen in een gedicht. Iemand zei: Mark Boog past zeker nietin je bloemlezing, maar dat is wel zo. Het beweegt heel langzaamin zijn gedichten, maar het is een moie beweging. Hij staat erniet in omdat ik alleen heb gekeken naar tijdschriften die inde tweede helft van de jaren negentig begonnen. De Gids wasdaar dus niet bij.
Je voorwoord gaat over de generatie die altijd televisieheeft gekeken. Dat stempelt de gedichten. Er staan veel gedichtenin over de ruimte. Daar heb je ze op uitgezocht.
Ik had al een jaar een plattegrond in mijn hoofd van dichtersdie ik kon verbinden qua thematiek. De setting van de gedichtenis enerzijds zwart stedelijk, ondergronds, bereden asfalt. Anderedichters zag ik de kosmos ingaan. Veel rijm en klankassociaties.Ik had een kaartje in mijn hoofd. Dat heb ik als voorstel ingebrachtbij de uitgever, Kwadraat. Ik ben altijd op zoek naar nieuwe 'jongesla-gedichten'. Wat zijn de blijvende gedichten? Wat zou je overtien jaar nog willen lezen? Ik heb gedichten gekozen die ik zelfmooi vond, maar ook gedichten die bekend waren. Je selecteertbekende gedichten, maar je creëert ze daarmee weer. 'Koffie'van Serge van Duijnhoven is misschien niet zijn mooiste, maarwel al een beetje klassiek. En het gedicht 'De zesde dag' vanRonald Ohlsen. Hij heeft nog niet eens een bundel, maar dat gedichtstaat in vier of vijf verschillende publicaties.
Bij de nieuwe bundel van Daniël Dee, Vanuit de lucht -de eerste generatie dichters van de eenentwintigste eeuw (Passage,2001) heb ik dat niet. Er zijn misschien wel blijvende dichtersbij, maar geen blijvende gedichten.
Daarom maak ik bloemlezingen, om blijvende gedichten uit te zoeken.Als ik een biootje opstuur, zet ik het er bij: bloemlezer.
Dat is een verschil met vorige generaties. Jullie kunnenje beter verkopen.
Met websites etc., allerlei promotie.
Zelf heb ik alleen toen De man van taal net uit was,er achter aangezeten. Ik heb allerlei adressen een persberichtgestuurd. Als ik in Zeeland moest optreden, belde ik twee wekentevoren naar de lokale krant en dat werkt. Ze zijn er dan en makeneen stukje of een interview, foto erbij. Nu doe ik het niet meer.Het gaat nu andersom. Ik word gebeld. Als ik voorlees, hou iknog wel een bundel in mijn hand - ondanks het feit dat ik de gedichtenuit mijn hoofd ken - zodat ze weten hoe hij er uitziet. En ikheb er een paar bij me, maar echt afficheren, nee, dat vind ikook wel gênant. Ik heb ook geen visitekaartjes. Ik moesteen keer optreden in een architectencafé. Na afloop kwamer een man: 'Heeft u ook een visitekaartje?' 'Nee', zeg ik, 'heeftu een visitekaartje? Nee? Dan gaat het over.' Ik dacht, daar gaatweer een optreden, maar goed
Op het podium wil ik me wel laten zien, maar daarna wil ik weerhet liefst weg zijn.
In 'Voyager' verdwijn je ook zo mooi. 'De nagezonden radiosignalen,/ bedoeld om ons te achterhalen, / verloren ras aan kracht'. Hetschip gaat verder de ruimte in en dan staat er: 'Er drongen kalmestralen door de ramen; / we schoven de gordijnen samen / enwaren thuis.' Dat is wat je wilt: verlangen naar rust.
Ja, dat is raar. Ik doe dat niet zo bewust. Je hebt van dievragen, waarbij je moet associëren met een witte kamer endan blijkt dat ik dat mooi vind, lekker rustig. Een beetje Zen-achtigof boeddhistisch. Ik doe aan wandelyoga. Kijk maar naar het gedichtdaarna: 'Lekker ineens verdwijnen / in zo'n sympathiek zwart gat;/ eeuwig geborgen.'
Het slot daarvan vind ik cabaretesk, een grap. 'Maar dan// Een twee drie supernova hoepla, / daar ben ik weer. / Dáág.'
Nee, het is net als bij 'De verdwenen tijdreiziger'. Je benter en je bent weer weg. Een paradoxaal verlangen. In de Triadebundel,Het omgelegde Eelderdiep (met Jos Tolboom en Dirk Dijkstra)staat 'Omarming' : 'Ik zie me zachtjes in haar ogen drijven, /kalm, als donker water vlak bij veen, / maar warmer en vol leven;ik wil er heen / en dan verwijnen en aanwezig blijven.'
Je bent je helemaal niet bewust van zoiets als je het schrijften als je het eenmaal weet, kun je niks meer mee.
In 'Continental drift' zit het ook. 'Waarheen? Naar waarhun niets omringt; / alleen de zee, die van de ander zingt, /hoe mooi die is, hoe mooi die is gebleven.' Dat verbindt je aardrijkskundigebelangstelling met je levensopvatting. En "Met dichte ogen':'Was ik maar, was ik maar verdwaald, / ergens in dit leven waar/ zij onder water ademhaalt.'
Dat heb ik echt een keer zo gedroomd.
Een overeenkomst tussen gedichten en grappen is dat je ophet scherp van de snede werkt: niet te veel cadeau geven, danis het flauw, niet te weinig, dan wordt het onbegrijpelijk. Eris een relatie tussen grappen en gedichten, zoals er een relatieis tussen gedichten en cryptogrammen. Je moet het een beetjeverstoppen om de aardigheid te hebben van het vinden.
Als gedichten alleen maar cryptogrammatisch zijn, dan vindik er niet zoveel aan. Dan heb ik liever een light verse-gedicht.
(Ik laat Ruben een Gerbrandy-gedicht lezen, maar hij herkenthet onmiddellijk aan de woordkeus en klankwerking.)
Dat moet Gerbrandy zijn: 'kotst' en 'zuur makende kiezels','Speet ons achterklap en vuil'. Ik vind het heel grappig om Gerbrandyte horen. Daar geniet ik van; de klanken, dat gromt en botst.Van het lezen geniet ik minder. Om te horen mooie poëzie.
Hou je het poëtendebat een beetje bij? 'Het schandaalvan de poëzie' van J.H. de Rode?
De Rode vind ik geweldig. Ik ben bij de presentatie geweestin de Wintertuin en toen heb ik ook Van Bastelaere gekocht: Wwwhhooosshhh.Dat heeft wel een hoog abstractieniveau. Dat gaat me af entoe de pet te boven.
Wat je waarschijnlijk zeer aanspreekt bij De Rode is wathij zegt over de oorsprong van de poëzie, in navolging vanStaal, over het ritueel?
Poëzie communiceert vòòr er betekenis is.
Dat herken ik van mijn eigen schrijfproces. Melodie en vormgaan vooraf, niet de inhoud. Hoe de zinnen lopen.
Poëzie heeft iets te maken met religie.
Ja dat herken ik. Een soort spiritualiteit. In mijn nieuwegedichten zit dat zeker. Ook in De hemel in, de hemel uit,al was het alleen de titel. Geen kerk, maar er zit wel een hangnaar religie in. Als ik over een gedicht vertel, vertel ik wathet concept was en hoe ik te werk ben gegaan, maar het gaat ookergens over. Daar kan ik niks aan doen, dat behoort niet tot mijnbewuste sturing. Als ik een tijd kosmische gedichten heb gemaakt,denk ik wel, nu moet ik ook eens een landingsgedicht maken. Alsje dat eenmaal denkt, komt het ergens in je hoofd te zitten. Hetis niet zo dat er iets gebeurt en je schrijft het op. Nee, jeschrijft het op en dan gebeurt het. Ik schrijf een gedicht overwat mijn hond droomt en dan zie ik dat het gebeurt omdat ik hetzo zeg.
Het gedicht dat in de Interim-bloemlezing staat, noem ik een DeRode-gedicht.
Repetitief gebeuren
-there is joy in repetition (Prince)
of het nu om gesluierde fluisteringen gaat,
over hoe goed je ruikt, welke zinnen aanzetten
tot welke bewegingen en bij wie,
de namen die ik noem als ik je zie, jij mij,
terloopse reacties op wat er zomaar gezegd werd,
als ging het als vanzelf dat wij
dat zomaar zeiden, het verlangen tussen beiden,
misschien de hang ernaar, de zinsneden
eromheen gelegd als om je figuur
ze worden allemaal zorgvuldig opgeslagen,
rijgen zich op den duur van uur tot uur aaneen,
vormen zo de genen voor dat ene woord
dat, uitgesproken of niet,
ons bekoort als de nacht op ons wacht
en niemand ons hoort
Dat is het aardige bij De Roode: hij betoogt dat poëziealtijd een spoortje in je hoofd trekt. Een zichzelf herhalendesoort klanken. De riruelen kun je heel simpel samenvatten in eenpaar formules. Recursie, die zich laat ontvouwen. Heel goed luisterennaar hoe het gedicht zich ontvouwt.
Wat mij bij Van Bastelare aanspreekt is wat hij schrijft overde regels. Er is iets ontstaan, bijvoorbeeld een sonnet met dewending na acht regels en daar is een regel van gemaakt. Het zijnmaar afspraken. Dat moet je inzien. Je kunt het ook doorbreken.
Je bent je bewust van het wonder van de poëzie. Hetis niet alleen maar wat je maakt of in elkaar knutselt. Het isook iets wat met je gebeurt.
Je moet het gedicht kloppend maken. Als het slot net niet lekkerzit, dan haal je dat weg en dan vind je daardoor de juiste regels.Ineens valt het kwartje.Je laat je leiden door de taal. In mijntweede bundel zag ik dat bij het samenstellen. De gedichten gaanelkaar versterken. De taal komt tot leven, de taal creëert.De gedichten zijn niet na elkaar gezet in de volgorde van ontstaan.Het zijn kosmische gedichten, maar het gaan heen en weer, vrolijk,niet vrolijk. De titel is een programma: ademhalen. De hemel in,de hemel uit.
Het laatste gedicht moet in zijn eentje dobberen, na de vertalingenvan Prévert. Het eerste gedicht is programmatisch: ' vanverre bezien / zijn het enkel wat letters en getallen, / die alnaderend in samenhang vallen, / een eigen wereld, een eigen leven,/ een eigen droom wellicht' en 'in een woordenstroom van / nederdalendeklaterstralen / kunnen zich zomaar 2 borsten / gaan vertonen,die er uitgesproken / naar talen aangehaald te worden, / aan tehalen'. Ik schreef dat gedicht en toen zag ik twee borsten vantaal naar werkelijkheid gaan. De taal maakt een werkelijkheid,een taalwerkelijkheid. De nieuwe bundel gaat Zoekmachines heten.De gedichten zijn geheimzinniger.
Dat eerste stuk van De Bastelaere over Brems, waar hij hemaanvalt op zijn burgerlijkheid?
Die burgerlijkheid maakt me niet zo veel uit, maar daar zitde gedachtengang in dat dingen op een bepaalde manier 'horen'.Hij, Brems, kijkt op een bepaalde manier. Dat heb ik enkele criticivan Sprong naar de sterren verweten: ze kijken met eenbepaalde blik waardoor ze andere dingen niet zien. Ik maak mezelfer ook schuldig aan: ik zie sommige dingen niet.
De Bastelare, dat vond ik zware materie. Hij citeert veel en vertaaltniet. Dat is flauw.
'De toespraak' uit je eerste bundel vond ik Aafjes-achtig.
Hoe? Aafjes? Dat weet ik niet. Het is wel een van de gedichten,waarvan ik de geschiedenis nog weet. Ik stond in Groningen opde Grote Markt en toen zag ik een meisje. Het schoot door me heen:dat is een alien. Ze zijn onder ons.
Grappig dat een lezer na al die poëzierevoluties weeraan Aafjes denkt. Het is lyrisch.
Ja, Marsman zelfs weer. Niet zozeer bij mij, maar wel in Sprongnaar de sterren. Peter Holvoet heeft een pleidooi voor bombasmein de poëzie gehouden. Het grote gevoel en het grote gebaar.
Bij 'Queeste' moest ik denken aan Nijhoff. 'ik zadelde mijndromen' en 'ze rees de hare'.
Klopt wel. Dit is een van de oudere gedichten. Toen las ikNijhoff en Achterberg. 'Telecommunicatie' is een Achterberg-gedicht.
Je gebruikt overigens de beelden van je eigen tijd. Startrekzit in je hoofd, strips en magazines.
En af en toe ouderwetse woorden. Dan wil ik in een gedicht'hedenavond' gebruiken.
Er is een versterkend effect. Als je een gedicht 'In het heelal'hebt geschreven, dan is het net of er een lagere drempel is gekomen,zodat je het nog eens doet. Eerst was er 'De verdwenen tijdreiziger'.Toen 'Voyager' en een hele serie.
De absentie in 'De verdwenen tijdreiziger'. Een seconde die eeuwigkan duren. 'Een verre afstand werd bezweken; / voor ééndag mocht ik oversteken. / Eén seconde. Ik zag / een volleronde lach / die eeuwen deed verstrijken. // En nimmermeer werdik gevonden, / het was liefde die seconde. // Ik bleef kijken,kijken, / kijken // 'Ruben?' vroeg ze nog.'
Eeuwig nu, dat was mijn eerste hoofdthema toen ik light versebegon te verlaten. 'Verkleind leven' eindigt met 'Zuurstof gaater door de aderen / waar vingertoppen naderen.'
Als ik het gedicht 'De man van taal' niet had geschreven, haddeze bundel 'De verdwenen tijdreiziger' geheten.
Je bent geen revolutionair. Je zet je in het eerste gedichtaf tegen hermetische schrijvers. De man van taal bevrijdt tweewoorden: Vrouw & Liefde.
Je zet je af tegen de academische poëzie en de existentialistischesomberheid van een oude generatie.
Er zitten ook zwarte gedichten in, meer romantisch. Er moetwat gebeuren. Ik hou niet van die stilstaande gedichten. Neem'In het heelal'. Dat eindigt met: 'daar ben ik weer. / Dáág'.Dan kun je zeggen: dat heeft Paul van Ostaijen ook al eens gedaan.Dan mis je de helft. Die fout maak ik ook wel eens. Stitou schrijfteen gedicht over euroshoppen, allerlei artikelen. Ja, denk ik,dat deden ze in de jaren 60 ook al. Dat weet hij. Hij heeft erweer wat anders mee gedaan. Niet als daad, gewoon een lijstjemaken. Het gaat om de produkten die hij noemt.
Gebeurende poëzie. (Maarten Doorman had het over 'gebeurde'poëzie.) Poëzie waarin iets gebeurt. Wat een onzin.In alle goede poëzie gebeurt iets, zelfs als het schijnbaarstilstaat.
Het was lang zoeken naar een dekkende term. 'morfend' vondik niks.
Het lichte is postmodern.
Er mee spelen. Hoge en lage cultuur naast elkaar zetten. Hetis overigens geen handleiding hoe je moet schrijven. Zo werd hetvaak uitgelegd. Het was iets wat ik zag en wat ik nog niet benoemdhad. Ik schrijf nu ook weer anders. Je beweegt. Die anderen ook.Het is altijd een momentopname
Je schrijft lyrisch, met nogal wat melancholie, maar altijdlicht. Jacques Prévert past goed bij je.
Ja, het was grappig om te vertalen. Ik spreek niet zo goedFrans, maar toen ik het las, herkende ik het puur aan de melodieen de vorm. Niet eens aan de inhoud, maar aan hoe de zinnen liepen.
De poëzie uit de bloemlezing heeft een filmisch karakter.Het papier is beeldscherm geworden.
Lezen is meer kijken geworden: kijklezen. Daarvoor had je veelgedichten die over het wit van de pagina gingen.
Jij schrijft eerst met pen en papier en daarna pas op decomputer.
Hagar Peeters vertelde dat zij meteen op de computer schrijft.De interviewer was helemaal geschokt. Ik doe het ook wel halfom half. Maar mijn schrijfproces is nog echt een schrijf-schrijfproces.Ik schrijf het steeds opnieuw op als ik iets verander en al schrijvendekomt er dan weer een ander woord bij. Het is als met jazz; jespeelt het steeds en gaandeweg komt er iets bij. De klanken komenal schrijvend. Bij een computer zit je meer te kijken. Als jeop het scherm een woord vervangt, zit je met een ander proces.
Gerbrandy en Pfeijffer moeten niet veel van jouw poëziehebben.
Gerbrandy kan er niet veel mee. Dat begrijp ik wel. Hij verstoptde dingen graag. Ze zijn natuurlijk klassiek georiënteerd.Ik hou zelf niet van cryptogrammatische poëzie. Maar ik houweer wel van de muziek in de poëzie van Ilja.
Hoe vind je Ingmar Heytze?
Dat is een serieuze light verse-dichter. Niet op de maniervan Simon Knepper of John O'Mill en hij is ook serieuzer dan LeviWeemoedt.
Hij is minder lyrisch dan jij. Meer een chroniqueur vanhet dagelijkse leven
Hij schrijft heel anders. Ik weet niet waarin dat lyrischevan mij zit. In de taal, de combinatie van klanken. Ingmar schrijftmeer gedichten als columns. Hij heeft een spitsvondige maniervan kijken, niet alleen op woordgrapniveau.
Arie van den Berg was positief. Peter de Boer in Trouw isniet erg enthousiast over jou.
Zijn tweede recensie was een stuk positiever. Ik vond dat eengrappige recensie. Hij zei: om nou te zeggen dat het een goededichter is, nee, maar dit is een mooi gedicht. Maar voor de restmaar dit is ook een mooi gedicht. Ik was wel blij met die recensie.De man van taal kraakte hij af. Ik zit bij hem in de lift.
Je treedt veel op. Scholen, festivals.
Van alles. Heel veel verschillende dingen. Ook wel voor bedrijven,bijeenkomsten. Op scholen vind ik het leuk. Ik moet altijd erglachen om die kinderen. Ik zou niet alleen voor hen willen optreden,maar je krijgt heel veel verschillende reacties. Van mensen diezelf belezen zijn en je vergelijken met van alles of van interviewersdie er dieper op ingaan. Scholieren vinden het gewoon stom ofleuk. Ze stellen mooie vragen: 'Meneer, waarom schrijft u zo veelover borsten?' Dan sta ik vreemd te kijken. Ach ja? Doe ik dat?Soms geeft een leerling een mooie analyse van wat je doet. Zereageren heel direct op wat hen opvalt. Met kleine kinderen hebik nog niks, maar dat komt nog wel. Op scholieren kun je indrukmaken. Ze dachten dat gedichten stom waren, maar het bleek heelleuk. Ik vind het belangrijk om aansluiting met hen te hebben.Anders snap je helemaal niks meer van de wereld over tien jaar.Die hele house-toestand heb ik al gemist, hoewel ik daar oud genoegvoor was, maar ik moet niet nog een keer zoiets missen. Ik moetin gesprek blijven.
Bij bedrijven doe ik voordrachten. Feestavonden of bijeenkomsten.Of als presentator.
Dan ben je meer cabaretier?
Nee, ik kan gewoon mijn eigen gang gaan met gedichten. Serieuzeen grappige. Daartussendoor sta ik soms te kletsen en te reagerenop situaties. Als leerlingen applaudisseren voor een gedicht,zeg ik: dat moet je ook eens doen voor je wiskundeleraar, alshij iets heel goed heeft uitgelegd. Bij het Bouwfonds maak ikgrappen over hun wereld.
Met een los wrikkend effect?
Ik kan alles zeggen. Ik kom van buiten. Het is niet om eenhak te zetten, kwaadaardig. Losjes filosoferen over hun gedoe.In Groningen trad ik wel op als presentator bij de Arbeidsvoorziening,die dan weer een traject hadden voor moeilijk te plaatsen werklozen.Je staat soms met je oren te klapperen als je de plannen hoort.Toen zei ik: jullie moeten wel oppassen dat jullie je werk niette goed gaan doen Je bereidt je voor en je laat je aan het eindzetten. Dan weet je wat ze tegen elkaar zeggen en kun je reageren.Je zoekt een passend gedicht. Ik ben geen cabaretier. Ik schrijfmijn spreekteksten niet op. Ik schrijf gedichten. Op het podiumben ik improvisator, met gedichten.
Hoe reageren de kinderen op je romantische melancholie?In jouw poëzie zit een verlangen naar rust, stilte, eenzaamheid.Weg van de woelige wereld.
Een scholier zei: 'Het lijkt wel of u altijd op zoek bent inuw gedichten.' Een mooie reactie. Verder reageren ze niet zo uitgebreid.Ze vinden het heel verrassend als je iets uit hun leefwereld ineen gedicht beschrijft. Rap en hiphop, hé, kan dat ookin een gedicht? Het blijven klassen. Er zijn er altijd die herriemaken en dan is het net of het allemaal ruis is wat je hoort,maar later hoor je dat ze het heel erg leuk hebben gevonden.
Merk je ook dat je iemand in zijn ziel raakt?
Ze zitten soms helemaal gefascineerd te luisteren. Wat gebeurthier nou? Dat is wel heel mooi. In Albanië heb ik een keermeegemaakt - een hele collegebank vol studenten Ik ging in hetNederlands een gedicht voordragen. Dat werd dan ook vertaald,via het Produktiefonds. Een mooi, klankrijk gedicht en ik zagze met de oren klapperen. Dat Albanees was ook mooi. Soms komenze je ook bedanken.
Ik ben een keer met een circus meegeweest. Toen had ik gedichtendie voor kinderen geschikt waren. Superman kookt een ei. Ik hadeen inleiding dat Superman echt bestond. Nee, nee, riepen ze.En ik: ja, ja. Na afloop komt er een jongetje naar me toe en diezei: ik weet wel dat neantutters (?) echt bestaan. Die zittenonder de grond. Precies, zei ik.
Je durft 'Maanbekering' ook wel voor te lezen?
Op middelbare scholen. Ik was al heel lang in mijn hoofd bezig.Ik wilde een keer een maangedicht schrijven. Toen werd ik doorKwadraat gevraagd een gedicht te schrijven voor hun agenda. Hetthema was 'geheim in de letteren'. Ik dacht: ik ben toch al meteen maangedicht bezig, daar past wel een geheim bij: 'het langstbewaardemaangeheim', 'je grote zilverwitte / halvemaanbillen'.
Aan het slot gebruik je een heel effectief eindrijm. 'eris leven er is leven kijk / er is leven op de maan / doe maarsnel je ogen dicht / daar komt de aarde aan'
Toen had ik alles bij elkaar. Voor het kosmische gedicht 'Bigbang' heb ik de
de theorie een beetje bestudeerd. Ik dacht: het moet wel kloppen.'een lange val in het heelal / waarin ik eenmaal opgaan zal, /tenzij ik voor het einde vind: / een zon een land een vrouw eenkind'. Je lost bijna op tenzij je je zelf doorgeeft en dan beginthet weer van voren af aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten