woensdag 14 september 2011
H.H. TER BALKT
HET MOET STROMEN
GESPREK MET H.H. TER BALKT
Eindelijk krijgt Ter Balkt de P.C.Hooftprijs. Allerlei andere prijzen had hij al. Toch was er aan het eind van de vorige eeuw - tijdens de nabloei van de symbolisten - minder belangstelling voor de dichter. Men vond hem te wild. In de hedendaagse poëziebeschouwingen wordt hij weer uitvoerig geprezen door onder andere Piet Meeuse, J.H. de Roder en Jos Joosten. Zijn poëtica past bij de nieuwe opvattingen over het toekennen van betekenis. De Roder concludeert dat betekenis geen eigenschap is van het gedicht. De lezer moet er mee aan het werk. (Zie J.H. de Roder, 'Semantiek en poëzie, naar aanleiding van gedichten van Arjen Duinker en H.H. ter Balkt' , NederlandseLetterkunde, jrg. 7, nr. 4, dec. 2002)
-----
Er zit nogal wat kennis in de laaglandse hymnen. Zit je veel in de bibliotheek? Je haalt het niet van het internet.
Ik zit niet in bibliotheken. Nooit. Ik heb een encyclopedie. Ik heb veel thuis.
De kat van Michiel de Ruyter ('De Engelse Zeeoorlogen' uit Laaglandse hymnen II. Dat moet je toch maar weten.
('Al die zeeslagen, al die zeisslagen! / Ik ben de kat die er altijd was, die / alles ziet, zoals hier in dit raam: / zeg nou zelf, het kon eerder een luik zijn. // Arme Michiel. Zwepen afgekeken / van mijn staart, de zeis van mijn onderkaak. / 't Grommen van de kanonnen van mijn / familie en mij en van de wolven. (...))
Die staat op een schilderij en dat stond in de krant. Dat is een sprookje.
Je bent jong begonnen met gedichten. Electronen uit het begin van In de waterwingebieden schreef je toen je 14 was. Waar kwam dat vandaan?
In mijn familie had je goede vertellers. Daar heb ik naar geluisterd, 's avonds, niet bij de open haard, maar bij de kachel. Daar zaten we toen. Ze konden mooi vertellen. En mijn vader schreef toneel vroeger..
In die vertellingen vond je poëzie?
Ja, die omgeving en het vertellen - dat wàs poëzie. Het was niet poëtisch. Dat is een vreselijk woord, maar het was wel poëzie.
Had je hulp bij de gedichten die je schreef toen je zo jong was?
Nee, helemaal niet. Later was er een leraar op de middelbare school, Möller, die de Doorenbos wilde zijn van mij of van ons groepje. Dat was een goede leidsman. Hij had in Zuid-Afrika gewoond; was overigens niet vrij van racisme. Maar hij was iemand die je kon sturen. Daarvóór had ik geen stuur. Ik kreeg te horen dat ik zulke mooie opstellen schreef.
Las je bijvoorbeeld Annie Schmidt?
Nee. Ik wist wel hoe je een gedicht moest schrijven. Dat was intuïtie denk ik.
We hadden bij die leraar avonden bij hem thuis waar over literatuur gepraat werd en dan ging het over anderen dan de Tachtigers. Ik heb ook nog les gehad van Willem Diemer. Ik heb heel wat leraren Nederlands versleten. De HBS hield voor mij maar niet op.
Ik zit na te denken over Electronen. Daar stonden ook sonnetten in, die zelfs klip en klaar rijmen. Waar ik dat dan vandaan had, weet ik niet.
Perk?
Ik las Achterberg. Ik kan me herinneren dat ik de bundel Cenotaaf kocht. 1953? (Klopt, de dichter was toen 15 jaar. R.E.)
Electronen komen vaak in je werk voor.
Ja, die zitten er veel in. Ik vind dat poëzie stroming moet zijn. Het is geen ding, het is stroming. Als het goed is, krijg je ook een opdonder in je buik. Je wordt niet altijd koud, maar het is een soort lichamelijke gewaarwording, een schok. Volgens de Chinezen zit de geest in het onderlijf; dat zal best kunnen kloppen. Voor mij is het stroming. Op de HBS was ik geïnteresseerd in natuurkunde, scheikunde. Van natuurkunde begreep ik niks, maar ik vond het wel mooi. Wiskunde vond ik ook prachtig. Begreep ik evenmin iets van. Algebra... ik kon er in de praktijk niet mee uit de voeten. Wel mooi.
Herinner je je dat je gelukkig was met dat poëtische talent?
Het verschafte je een beetje aanzien geloof ik, maar ik heb niet zo veel mensenkennis. Ik had veel plezier in het schrijven, maar in de wereld - dat begreep ik al gauw - had je er niks aan. Ik heb een tijdje gedacht dat het een sleutel was, die deuren opende. Niet in de zin van succes, maar dat je er iets van begreep, van de wereld, dat je er mee verder kwam. Iets anders dan kennis.
Levenswijsheid?
Zulke woorden bedenk je niet op die leeftijd. Dat de wereld voor je openging daardoor.. Zo iets.
En toen ontdekte je dat geen hond poëzie leest. Dat kwam hard aan.
Wat hard aankwam, was dat ik mijn gedichten niet uitgegeven kon krijgen. Ik had een leraar Nederlands die daar zijn best voor deed. Iemand van mijn familie luisterde naar de mooie naam Engel Veringa en die was leraar Nederlands in Gorcum. Hij zou er voor zorgen dat het gepubliceerd werd. Maar nee. Dat was moeilijk. En toen mijn verhalen terugkwamen van de Bezige Bij!
Je had een sterke intuïtie voor hoe je moest schrijven. Wik en weeg je ook?
Het komt intuïtief, maar daar heb je niet zo veel aan. Ik heb lang gedacht dat het meteen goed was. De dichter is maar natuur, zei Keats. Maar dat is niet waar. Het moet niet alleen natuur zijn. Ik heb grote bewondering voor Keats. Maar de geest moet er bij. Poëzie is ook denken. En vorm. Vorm is het bastillon tegen de wereld. Er zijn veel werelden, maar je leeft in één wereld. Daar moet je het van hebben.
Schrijf je vlug?
Ja, het gaat vlug. Soms weet ik niet wat ik er mee moet. Ik heb boven iets liggen, dat is voor Klein Bont. Het zal wel niet voor de kat zijn, want de kat leest niet. Ik weet dus niet goed wat ik daar mee aan moet. het is verder heel ouderwets agressief. Ik zit er met verbazing naar te kijken. Ik heb er nog niet aan geknoeid. Ja, een paar woorden weggehaald; een beetje strenger gemaakt. Er zijn gedichten die nooit hun vorm krijgen, maar in dit geval is de vorm er wel. Die is als vanouds, heel stevig: vierregelige stroofjes en mooi ritme. Dat is goed, maar ik blijf er nog wel even naar kijken. Dat kan maanden duren.
Loopt de natuur dan stuk op de kunst?
Het is allemaal kunst! De natuur is hier ook kunst, met regeltjes en wandelpaden. Ik was pas weer in Boekelo en zag het bos. Het viel me mee, maar het is toch kunst. Alles is kunst. Zelfs de woede is kunst. Niets is echt. Gekloonde natuur. De mensen lijken ook wel nagemaakt van tv-series. Het is toch allemaal een soap? Balkenende is ook soap. Dat is geen normale politiek. En de plannen die ze maken, dat is ook waanzin. Het lijkt wel uit het gekkenhuis te komen. Hebben ze geen kritisch vermogen in Den Haag? En die ongure types van de LPF.
Als je nog aan een gedicht werkt, wijs je dan veel af? Zoals in In de waterwingebieden?
Het is een bloemlezing hoor, geen verzameld werk. Er moest nog veel uit, omdat het boek anders te dik werd.
Tot mijn verbazing stonden er allerlei gedichten uit De gloeilampen/ De varkens niet in. Deze bijvoorbeeld: 'Een fles, bij een fles is het iets anders vind ik / flessen liggen op hun bek als dronken boeren / je geeft een fles een trap, een duw dat hij rolt // maar de lampen liggen zo stil als ontslapenen / fijn geblazen met wat losse zwaaiende draadjes / de vliegende trapeze waar het licht aan hing...'
Ja die ken ik. Er staan er maar drie van in.
Ben je streng voor jezelf?
Niet streng genoeg. Jonge dichters zijn racewagens zonder stuur, zei Hillenius. Ik bleef wel erg lang zonder stuur. Ik had een prachtig beroep: onderwijzer. Maar de school werd kleiner en de klassen werden verdubbeld en ik kreeg ook lagere klassen. Kinderen zijn heel lief en aardig, maar ze houden je naïef. Je krijgt op den duur de kleine blik van kinderen. Op één gebied zijn ze heel open en vrij, maar op andere gebieden, zoals kennis, structuur zijn ze beperkt. Daar ga je in mee. Je wordt op den duur kleiner. In mijn geval was het zo dat het dichterschap het onderwijzerschap minder goed maakte en andersom. Je wordt een slechtere onderwijzer en een slechtere dichter. Kinderen zijn spontaan. Dat bleef bij mij te lang zo. Ik geloof dat je er niet verstandiger van wordt. Ik had een mooi, open dichterschap. Alle laden stonden open. Alle kwaaie eksters kwamen binnen. Ik denk dat je in deze tijd ogen van achteren moet hebben, niet alleen bij de pinautomaat.
Ik denk dat het niet goed is: twee heren dienen. Op het laatst kon ik het niet meer. Je loopt aan alle kanten vast.Twee kademuren; dat gevoel had ik. Ik kwam er niet meer uit. Het is al twintig jaar geleden.
Je schreef sonnetten en noemde ze hymnen.
't Zijn geen sonnetten, het zijn gekke dingen.
Er zit geen chute in.
Die chute loopt overal doorheen, dat verwijst naar het hymnische en het buitensporige. Die gedichten houden zich niet aan de regels; dat doe ik wel vaker niet. Het hymnische heeft een negatieve, duistere kant.
Maar hymnen: lofzang op het leven, ondanks alles. Deze prachtige grimmige wereld, om Platonov te citeren.
Hou je je bezig met poëticale essayistiek?
Nee hoor, volstrekt niet. Het is bijna altijd geleuter.
Je leest het wel af en toe? Piet Meeuse bijvoorbeeld in De jacht op Proteus. Hij zegt mooie dingen over jou. De dichter van de metamorfosen en de pijn.
Ja, hij zegt mooie dingen.
En Jos Joosten, die is ook nogal verrukt.
Ja, nou erg veel meer zijn het er ook niet hè?
Ja wel. Piet Gerbrandy. J.H. de Roder. Thomas Vaessens.
...
Ik had het in het begin van dit gesprek over je ruime kennis.
Dat heb ik aangevochten. Dat valt nogal mee.
Wat is belangrijker bij het schrijven van de Laaglandse hymnen, de historische kennis of het vinden van onderwerpen voor je poëzie?
Nee, ik zoek geen onderwerpen. Het vliegt mij aan. Ik ga er niet naar op zoek. Dat wil zeggen dat ik weleens iets gewild heb te schrijven en dat het niet lukte. Ik heb eens geschreven over Sweelinck, maar ik ga er niet achter aan. Ik had iets gelezen van Peter Schat, dat het verboden was voor Nederlandse componisten om Nederlands werk ten gehore te brengen als er gezanten vanuit het buitenland naar Amsterdam kwamen. Die mochten geen vaderlandse muziek horen. Dat vond ik vreemd. En daarnaast - en dat vind ik typisch Nederlands - zei de kritiek dat hij buitenlanders nadeed. Ja, dan kun je geen kant meer op. Dan kun je alleen maar middelmatig zijn. Ik ben geen bewonderaar van Rimbaud, maar ik geloof dat iemand als Rimbaud in Nederland niet eens gekúnd had. Hij zou al afgemaakt zijn bij zijn derde gedicht. Het is absoluut verboden af te wijken. Je kunt zeggen: die Vijftigers weken ook af met zijn allen. Ik weet het niet. Het waren toch ook koude-oorlogs-dichters.
Zie je vooruitgang in de Nederlandse poëzie?
Nee, het stokt altijd weer. Kijken naar het buitenland en dan apen we het na. Huygens vertaalde John Donne, maar niemand vertaalde Huygens, zei Peter Verstegen. Daar komt het op neer. Onze eigen Hooft keek meer naar die slechte Italiaan, die barokdichter, Marino, dan naar mensen die echt goed waren.
Hou je van Vondel?
Ik heb van mijn schoonvader de verzamelde werken van Vondel geërfd, de editie van AlbertVerwey, van 1935, en daar lees ik wel eens in. Ik heb op mijn bureau Luciferliggen, omdat ik dat mooi van taal vind, maar ik kom er niet veel verder mee. Ik ben wel geïnteresseerd. In Lucifer zie ik de beweging. De baroktaal is mijn taal niet meer, die versta ik niet, die kan ik niet navoelen, maar de beweging daarbij, wat er gebeurt, dat kun je soms zien. Nog afgezien van de handeling die er bijna niet is. Te veel koorzang en berichtgeving.
Je hebt nu de P.C.Hooftprijs...
Ik moet hem nog krijgen. Ze kunnen er nog op terugkomen!
Nee, dat kan niet meer. Er zijn mensen die beweren dat je hem al veel eerder had moeten krijgen, in de jaren tachtig, maar toen was je volgens sommigen 'nog niet aan de beurt', te jong.
Hoe oud was Eva Gerlach?
In de jaren tachtig was er een dip in de waardering voor jou.
Volgens mij was er altijd een dip in die waardering. Af en toe klom er eens iemand op een molshoop en zei: dat is toch wel wat en dan werd er meteen naast een kuil gegraven, waar ik in gemieterd werd, wat ik vaak ook wel weer terecht vond. Ik ben niet zo heel erg te spreken over mezelf.
In de tijd van de Maximalen was je uit. Heel merkwaardig, want jij was al maximaal toen Zwagerman nog leerde schrijven.
De Maximalen heb ik, afgezien van mijn eigen domheid, een van de domste stromingen in de literatuur gevonden. Dat was toch een stelletje schreeuwlelijkerds, van Lava tot basalt. Ik vond niet dat daar iets in zat. Ik heb om die bloemlezing niet geschaterd, want dat kan ik niet, maar ik heb gegromd. Zwagerman en de hunnen, ik bedoel de zijnen. Dat is allemaal larie.
Dacht je niet: ik ben zelf maximaal?
Nee. Maximale poëzie bestaat helemaal niet. Dat is waanzin.
Ze keerden zich tegen de zogenaamde hermetici, de autonomen.
Dat is ook niks. Het is al een hele tijd niks. Het is al verschrikkelijk lang niks.
Jij had last van de symbolisten, de autonome poëzie. Je had trouwens wel waardering voor Faverey.
Dat is geleidelijk gekomen. Ik moest een stuk over hem schrijven voor Het Parool. Ik heb dat werk toen goed gelezen en ik vond het mooi, ook als ik het niet begreep. Ik heb dat stuk geschreven. Ik was er niet zo tevreden over, wel een beetje, want ik had er erg mijn best op gedaan en toen belde Faverey op dat hij het een mooi stuk vond en daar was ik blij mee.
De Maximalen vonden jou te moeilijk.
Ja, je moet wel weten dat twee keer twee vier is. Veel meer hoef je echt niet te weten. Ik vind het altijd leuk om sommige feiten te verwerken. Ik hou helemaal niet zo van feitenpoëzie, maar sommige feiten zijn interessant. Ik vind het ook aardig om te schrijven: het was in 1421 en dan later: het was in 1423. Ik ben geen feitenfetisjist.
En Zestig, de realistische poëzie?
Daar moet ik om lachen. Bijna net zo erg als surrealistische poëzie. Dat is zo'n beetje het ergste: surrealistische poëzie. Maar realistische poëzie bestaat ook helemaal niet. Wat is nou realistische poëzie? Poëzie volgens Story of hoe die bladen heten?
Bernlef en Schippers in het begin. Buddingh'.
Daar wil ik het niet over hebben. Het enige aardige van die lui waren de Barbarberboeken. Daar had ik af en toe wel bewondering voor. 'Een veldmuis in Versailles'.
Maar nu is er een nieuwe waardering voor je poëzie. Je wordt uitvoerig geprezen door Gerbrandy.
En J.H. de Roder, Jos Joosten. Dat zijn nieuwe, invloedrijke critici en poëziebeschouwers.
Er zijn ook hele horden die mij krachtig verzwijgen. Of ze schrijven onzin, zoals in Trouw, maar waaraan?
Arie van den Berg heeft over In de waterwingebieden geschreven. Pfeijffer in Awater; dat was een heel guitig en grappig stuk, maar ik vond er niks aan.
Je volgt de poëzie-essayistiek niet erg, maar er is een discussie gaande over betekenis. Oude interpretatiemodellen, van Bronzwaer bijvoorbeeld, gelden niet meer. Jij hebt je altijd onttrokken aan dé interpretatie. Dat wordt nu herkend.
Maar ik ben heel erg voor betekenis, hoor. Ik heb niet voor niks een gedicht gemaakt dat 'Ode aan de betekenis' heet. Betekenis moet wel blijven, anders krijg je dat oeverloze dat je ook al lang in de politiek hebt. Misschien heeft poëzie vaker invloed dan men denkt. Het sijpelt door. Zoals Dada doorgewerkt heeft op den duur. Je kunt zeggen: het is allemaal flauwekul, maar de ideeën werken door.
Je hebt het over een ander soort betekenis. Lees je wel jonge dichters?
Ik kan niet zeggen dat ik het echt goed volg.
Heb je Arjen Duinker gelezen?
Die lees ik. Ik vind Michel en Duinker goed. Duinker zendt ook wel eens wat losse flodders rond. Tonnus Oosterhoff vind ik goed. Maar als we het over de inhoud hebben, moet ik heel erg nadenken. Over zijn laatste bundel kan ik eigenlijk niks zeggen, want ik heb geen CD-rom-apparaat. Gedichten moeten volgens mij op papier blijven. De stroming zit er heus wel in, of het nou op cd staat of op papier. De stroming moet je er zelf in aanbrengen. Dat doet de lezer. Dat gebeurt in het hoofd. Poëzie is ook voor het oog. In het oog beweegt van alles. Zien is iets heel gecompliceerds. En het mooie van poëzie vind ik dat het stroomt, dat het beweegt. Ik was soms zelf dof, maar die poëzie leefde tenminste, dus dan bleef het bestaan.
Mooie titel voor het interview: het moet stromen. Vind je niet?
Het staat ook in een gedicht: 'ruil voor stroming de stilstand!' Dat vind ik zelf een hele mooie regel. Alles staat hier zo verschrikkelijk stil altijd. Er is verstarring alom.
Je wordt vaak een eenling genoemd, een dissident.
Dat ben ik ook wel.
Je staat toch in een poëtische traditie en dan denk ik aan Anna Bijns, Anthonis de Roovere. Focquenbroch.
Anna Bijns zegt me niks. De Roovere vind ik mooi. Focquenbroch is me te duister, te zwartgallig. Ik moet er wel om lachen hoor, dat ie in een roeiboot bij Afrika op de oceaan vaart. Ik vind hem lichter dan Revius, maar ik ben geen bewonderaar. Nee, dan hou ik meer van die oude sonnettenschrijvers, Lucas de Heere.
Je vindt daar spot en woede, humor en het waarschuwende, wat in jouw werk ook zit.
Hopelijk niet te erg. Ik waarschuw wel eens voor mezelf.
Men heeft het altijd over Lucebert.
Heb ik zelf uitgelokt. Als ze vroegen wie ik goed vond, dan haastte ik mij om Lucebert te zeggen. Dat keert zich tegen je. Dan gaan ze zeggen: hij is helemaal geen Lucebert. En dat is zo. Een heel erg zwarte wereld, die van Lucebert. Dat had ik eerst niet door. Het dodelijke duister zit al in Van de afgrond en de luchtmens. Die laatste gedichten zijn heel somber en dat is zwak uitgedrukt. En morgen de hele wereld, als je dat gelezen hebt, denk je: wat voor wereld, wat bedoel je? Wat voor wereld komt er dan morgen? En waar is onze wereld? Ik haakte af. Het gaat nog een tijdje door, dat je denkt aan voor en na Lucebert, maar nee. Ook Marsman niet. Die heb ik al heel vroeg verkocht. Ik had zijn Verzamelde gedichten. Die heb ik geen half jaar in huis gehad. Tempel en kruis, dat ligt nog wel ergens bij de hand. Als ik het gevoel heb dat ik over de kop ga, dat ik het niet weer goed zie, dat ik de kop er niet bij heb, dan pak ik Tempel en kruis en dan denk ik: kijk, zo moet het niet. En dat wordt dan zijn meesterwerk genoemd. Arie van den Berg heeft geen gelijk: ik ben niet in Neruda en ook niet in Marsman.
(Van den Berg schreef op 11-8-2000 in NRC-Handelsblad: 'dat de dichter, althans in zijn jongensjaren, onder de indruk van Marsman moet zijn geweest. Verder lezend in Ter Balkts verzamelbundel duiken heel andere invloeden op: Lucebert, Hugo Claus, maar ook Neruda (en in diens spoor een beetje Buddingh'?, getuige zo'n aards gedicht als 'Aardappelen' uit Groenboek).
Van de afgrond en de luchtmens vond ik indertijd een mooie bundel, maar wel zwart hoor. Die alchemist, die in Duitsland aan de galg werd gehangen. 'Caetano aan de gouden galg'. Dat is mijn wereld niet.
Poëzie kan geen revolutie maken?
Als het samen gaat met opera. Als er muziek bij komt. De Rock-'n-Roll maakte wel degelijk revolutie. Of de teksten dat waren of de muziek? Ik denk toch de combinatie. Ik weet nog hoe de stad Enschede op zijn kop stond toen 'Rock around the clock' in de bioscoop was. Bill Hailley was er; een gebeurtenis. De zoon van brandweercommandant Tupker raakte nog bijna een oog kwijt! Dat waren echt onlusten! Dus het kan wel. Maar we zijn misschien toch iets te gezapig om toe te staan dat hier ooit revolutie komt. Dat gedoe van de LPF noem ik geen revolutie, maar opstand van het grauw.
Aan Arie Gelderblom heb je een gedicht gewijd.
'Nieuw-Amsterdam' Dat gedicht over die pegel die maar niet wil smelten, vind ik een van de mooiste gedichten die ik ken, van de laatste tijd.
(EEN ZEER VREEMDE PEGEL // deze pegel wil maar niet smelten / al zet ik de verwarming hoger / deze pegel wil maar niet smelten / al zet ik de verwarming nog hoger / deze pegel wil maar niet smelten / al zet ik de verwarming op zijn hoogst / deze pegel wil maar niet smelten // kijk, de verwarming is gesmolten en toch / deze pegel wil maar niet smelten')
Jammer van die dichter, helemaal de verdoving in gezeild, gesteund door de middelen. Je raakt allemaal wel eens in de verdoving, maar dan kom je er nog eens een keer uit, hopelijk.
Je schreef politieke poëzie, 'Ode aan Frankrijk'. Over de zoutlozingen.
Echte woede. Kwaad, omdat je van de wereld houdt. En je bent machteloos.
Je zou nu geen gedicht over Irak schrijven.
Nee, ik vind het wel vreemd dat de bakermat in brand wordt gestoken. Misschien betekent dat wel iets in het nieuwe millenium. Echt barbarij!
En een mooi liefdesgedicht voor Wilhelmina Wijbranda.
Dat is wel mooi, geloof ik. Ik ben ook niet helemaal zonder liefde. Ik heb het haar laten lezen, maar dat doe ik eigenlijk met alles wel. Alleen de laatste tijd niet meer zo vaak.
ZIJ DRAAGT EEN GLAS WATER DE TRAP OP
Regenbogen verdringen zich voor het raam
Zeeën verdringen zich onder haar voet
Zij draagt een glas water de trap op
In haar glas boeketten papaver, gouden
korenvelden, sterren van het speenkruid;
stuivende avonden en dorpen, als sneeuw
vlokkend in 't glas dat zij de trap opdraagt
Het is de grote trap van de stilte naar
de stilte, het is de eindigende trap
Wintercircussen en demonen,
ga weg bij de rand van haar glas
Zij draagt dapper haar groot glas water
Luister toe, in haar bermuda driehoek
willen vliegtuigen en snelle schepen
neerstorten en stranden, aan haar glas
willen lippen vastkleven, geesten, drinkend
en roepend 'Daar is De Zee, De Zee -
(Vier straatwegen gluren door het sleutelgat)
Zij draagt haar glas water de treden op
't Is water dat als helder licht straalt
Zomerwegen; steden; gebergten in haar glas
De balken van het huis omkaderen haar
Laaiend oud water op zeilschepen zingt
van liefde; zij is de liefde
De trap was van geruchten en brak bijna,
knapperig als de takjes van de gedachten
maar zij draagt sierlijk haar glas water
(Alle trappen willen naar 't luide vuur,
de huizen willen heimelijk naar de kolk
waar ook schepen en vliegtuigen eindigen)
Zij echter draagt haar glas helder water
Zij draagt haar glas de goedmoedige trap op
en zeeën kabbelen diep onder haar voet
Die hymnen zijn een soort liefdesgedichten. Het begon met de natuur. Blijdschap over de wereld, dat is een bron.
Je hebt alle belangrijke prijzen gehad. Nu ga je bij het establishment horen.
Ach, daar hoor ik toch nooit bij. Ja, dat is eng. Harry ter Balkt wordt nooit gecanoniseerd.
Want hij blijft een dwarse jongen.
Ik ben helemaal geen dwarse jongen. Ik ben juist heel meegaand. Was ik maar dwarser geweest, dan waren allerlei dingen niet gepasseerd. Maar ik ben wel bokkig.
Je schrijft bij uitstek niet-autoritaire poëzie...
Dat is waar.
en dat wordt nu opgepakt door de nieuwe poëtica, die wars is van dé betekenis. Een lezer maakt zijn eigen betekenis.
Ik vond het vroeger ook al mooi.
Verder is een dichter een arme stakker. Zet hem voor een witte muur en hij zingt wit, zet hem in een zwarte kamer en hij maakt zwarte liedjes. Dat zegt Keats zo mooi: de dichter heeft geen karakter.
Staat open naar de wereld.
Ik geloof absoluut niet in een gesloten dichterschap. Ik geloof niet in slimheid. We zijn een heel slim handelsvolkje, schrijven heel vaak slimme poëzie. Slimheid is de achterbuurt van het verstand. Altijd aan het versvoeten tellen en toen werd alles vrij, maar het bleef slim en toen kreeg je de freudianen, erger dan Freud. Dat is nog steeds zo. Daar heeft poëzie niks mee te maken. Poëzie zal vrij zijn of ze zal niet zijn, maar je hebt het vaak van jezelf niet door dat je niet vrij bent. In de poëzie was ik in ieder geval een beetje vrij.
Zou je het leuk vinden om dichter des vaderlands te worden?
Ik heb een moederland, geen vaderland.
Gedicht in opdracht, dat wordt toch nooit wat? Soms kan het. Een toevalstreffer. Ik zou bovendien nooit iets willen schrijven over God of over het door God gezegende koningshuis.
Je hebt een mooie mythe gescheven over 'Waarom de dieren zwijgen'.
Vond ik mooi om te maken. Is ie mooi? Arme dieren. Wat ze wordt aangedaan in Nederland. Er moet iets godvergeten fout en verkeerds zijn! Eerst de varkenspest, toen hingen de dode varkens in de bomen. Mond- en klauwzeer, brandstapels, schapen die ze dood in de wei lieten liggen. En nou weer al het pluimvee naar de sodemieter. Het lijkt Sodom en Gomorra!
Opstand van de virussen. De natuur zal er wel voor zorgen dat de mens wordt uitgeroeid als we zo doorgaan.
Opstand van de natuur tegen die vervloekte meesters. Moeder Aarde, Gaya, levend organisme. Dat gaat me een beetje te ver. Maar dat het leven overal is, wat Gérard de Nerval zegt: alles is bezield. Goede dichter, mooie dichter, dat klinkt nog te zwak. Prachtige dichter, kun je dat zeggen? Klinkt ook alweer zo aftands. In ieder geval bewonder ik hem.
Je zegt in die mythe: de Demiurg herkende het kwaad in zijn oog, van de mens. Hij herkende het kwaad in zichzelf. Met andere woorden: in de scheppende kracht zit het kwaad. Of zijn goed en kwaad relatieve begrippen?
Er is gelukkig heel veel dat wij nog niet weten of zien. Anders zouden we dat ook kapot maken. Ik geloof wel in het goddelijke of dat nu goddelijke gekte is of niet. Als we dat allemaal door zouden krijgen en we zouden het DNA helemaal op de knieën krijgen... Dat lijkt me niet goed; we zijn gewoon kinderen die met een scheermes in de box zitten. We weten niet wat we doen. Dat is een mooi woord uit de bijbel: zij weten niet wat ze doen. Ik wist ook niet wat ik deed. We zien het niet en als we het zien, is het vaak te laat. Met een beetje meer liefde zou je toch niet aantreffen wat je nu in de bossen ziet liggen? Misschien is er iets gekanteld, is het evenwicht zo verstoord dat het kwade de overhand heeft gekregen. Er zijn allerlei samenhangen en we lopen er met olifantspoten doorheen. Ik zelf incluis. We zien het niet of we willen het niet zien. Geef ze een portie heroïne, geef ze een portie drank - ik hou me ook aanbevolen - en dan is het genoeg. Een dichter zou zijn verantwoordelijkheid moeten nemen. Verantwoordelijkheid is iets moeilijks. We zien wel de verantwoordelijkheid van een ander, maar niet van onszelf.
Alle dingen zijn bezield. De dingen in jouw gedichten hebben persoonlijkheid. Bijvoorbeeld: 'Alle trappen willen naar het luide vuur.'
We houden wel een beetje van de ondergang. Het einde, de stilte is ons thuis. Dat zie je in overlijdensadvertenties. Al die popsongs over going home.
In een goed gedicht - er zijn er niet zo veel - is er iets dat zich aan jou onttrekt. Er is iets waar jij geen macht over hebt, want poëzie - daar geloof ik heilig in - heeft niks te maken met macht. Veel mensen willen schrijven omdat het macht geeft, macht in de media, macht over mensen, invloed, maar daar heeft poëzie geen flikker mee te maken. Er moet iets boven uitgaan, dat zich aan alle macht onttrekt. Iets dat zich ook onttrekt aan H.H. ter Balkt, iets waar Ter Balkt geen enkele zeggingskracht over heeft en dat vind je alleen maar wanneer je het stil kunt maken in je kop. Dat moet je zien als genade of inspiratie. De muziek der sferen noem ik het wel. Die kun je heel soms horen.
Dat doe je in die hymne aan de veldleeuwerik. Ook voor Willemien.
HYMNE AAN EEN VELDLEEUWERIK
Straf kreeg zo menigmaal linde, veldmuis,
varken, wegens omvallen, graanvraat of iets
ergers. Nu verwoesting heilig verklaard, ben
jij, roest, zilver en jij, veldleeuwerik
zanger en balling. Heen ging menige
vogelveer, maar jij, frêle verdwijnpunt, stijgt en
daalt nog aan de hemel ook belt geworden:
haard van ruwgevederde rook en geur.
Jij, laatste rebel! Beraam je nog iets bij
de kluisters van roet en steen, vliegroutes
van niets naar nergens, de Zadkine-zangen met
uitgehakt hart? Sta ons bij, klein verenpak.
Houd met halm en aar hoog de lantaren
van de goudglans van eeuwen, gloed en geloof.
Ja, dit leven is zinvol en heeft betekenis, maar we begrijpen er geen moer van. Gelukkig maar, want anders zouden we het kapot maken.
Is kunst een middel om de kwaliteit van het leven te vergroten?
Heb ik wel lang gedacht, maar als je ziet hoe bijvoorbeeld tuinkunst verloederd is... Kunst heeft niks te betekenen. Je bereikt er een paar gelijkgestemden mee, net zulke idioten als jijzelf, maar de mensen die je zou moeten bereiken, die je een geweten zou willen trappen... Dat klinkt te negatief. Je moet wel blijven geloven en hopen dat het helpt. Dat moet je doen.
In 'Ode aan de betekenis' bezing je de werkelijkheid.
Maar pas op dat de motregen geen gaten brandt in je hart! Het gedicht vraagt om respect voor de natuur. We mogen haar betekenis niet vergeten.
Kun je voor Troje ook Irak lezen?
Dit is geen actueel gedicht. Het is van '98 of zoiets. Troje is verwoest door de machthebbers. Voor de Trojanen bestaat het niet meer. De Trojanen moeten elders vrolijk zijn.
Even verder zijn de elektronen weer.
Die regels staan aan de spoordijk bij Swalmen. Eerst hebben ze daar de westoever van de rivier stuk gemaakt en toen de oostoever. Het is aangenomen met één stem meerderheid. Ach, het is vreselijk. Laten ze ooit nog iets heel? Gaat de poëzie ook kapot?
Er zal altijd poëzie worden gemaakt.
Ja? Geloof je dat? Tenzij alle mensen van die soap-figuren worden in hun bestrate intratuin.
De Itchen is een rivier bij Winchester. Dat heeft met Keats te maken. Die rivier stroomt in elk geval nog, net als de Swalm.
------
ODE AAN DE BETEKENIS
Een bietenveld is een bietenveld is een bietenveld
De A 73 is de A 73, niet de A 72 maar de A 73 en let
op de weg
De motregen is de motregen en niets dan de motregen
(Maar pas op dat de motregen geen gaten brandt in
je hart)
En Troje voor de Trojanen. Maar niet in Troje
De Trojanen op hun vrolijk terras
De spookrijders zijn vaak anderen dan de spookrijders
De gloeilamp in 't mastbos is deze en geen andere
gloeilamp
En de ster Venus is de ster Venus en niets dan de
ster Venus
Schuw de nachtschaden en een koud hart vol van rag
En beteugel ons, elektronen En beteugel ons
Laat af te morrelen aan eeuwenoude ketens
De Itchen is de Itchen is de rivier de Itchen
En godallemachtig, Venus help mij, een kreeft is een
kreeft
Nu het sterfbericht doorkwam van de eiken zijn de
eiken
(Zon help de eiken) niet meer, niet langer de fiere eiken
(....)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten