maandag 12 maart 2018

Annemieke Gerrist Je weet veel meer dan je weet



Je weet veel meer dan je weet

Annemieke Gerrist (1980) is dichter en beeldend kunstenaar. Ze debuteerde in 2008 met de dichtbundel Waar is een huis bij uitgeverij De Bezige Bij, waar in 2016 ook haar tweede bundel Het volume van een logé verscheen.


Voor Danae Moons,
‘body betrays itself’

1.
Je legde een vinger in mijn nek (alsof je het niet erg vond dat ik je niet zag)
terwijl ik naar je kunstwerk keek

Een huis is een bed waar je in hebt geslapen
met lakens die rimpelen als een rustige rivier

Ik bedenk een volgende zin:
Het lichaam verraadt zichzelf pas echt wanneer het slaapt

Zie je, ik beweeg,
Ik beweeg in dit huis en lig op een matras
Ik beweeg me zonder horizon op de weg van iemand anders
Een houten vloer die weer ontdekt is onder een andere vloer,
en deze weer opnieuw verven
De deur zo monteren dat hij na het openen vanzelf weer sluit

Waar ben je met je gedachten als je naar het kunstwerk kijkt?
Bij de afbeelding, bij het idee, in je geheugen
Sta je voor het kunstwerk, erin, erachter, ernaast?
Is het kunstwerk gelijk aan wie je bent, waar je naartoe kijkt
Is het hoger dan dat jij bent, en weet het meer?

Tenslotte mijn gedachten in het kunstwerk plaatsen
In een landschap waarin een lichaam ligt te slapen

A.G.: ‘Dit gedicht -het bestaat uit vier delen, dit is alleen het eerste deel-  las ik voor op de vernissage van de tentoonstelling. Danae Moons is de kunstenaar. Andere mensen hebben de tentoonstelling voor haar ingericht, want zij is vermist. In de galerie koppelen ze af en toe een dichter aan een tentoonstelling, en ik werd aan het werk van Danaë gekoppeld.



Je kende haar niet?

‘Nee.  Het motto ‘body betrays itself’ is van haar; het was de titel van haar tentoonstelling. Het is een bijzondere titel doordat ze vermist is geraakt tijdens een werkbezoek op Kalimantan.  Ze voer met een boot op een rivier met een zeer sterke stroming. De boot is gebroken. Zij zat met een andere passagier op de punt, de ander is ook verdwenen. Anderen zijn gered. Men heeft de hele rivier afgezocht met sonarapparatuur en ze is niet gevonden. Haar familie beschouwt haar als vermist. Haar lichaam is er niet. Daarom staat de titel zo onder spanning; haar lichaam verraadt zich niet, en tegelijkertijd wel door de afwezigheid ervan. Het was een mooie tentoonstelling. Haar vader was aanwezig. Dat vond ik aangrijpend en zo moedig. Ik sprak met hem; hij had tranen in zijn ogen, maar was tegelijkertijd blij dat de tentoonstelling er was.’

Nu begrijp ik ook de eerste regel van het gedicht anders.

‘De kunstenaar legde bij wijze van spreken een vinger in mijn nek. Ik stond daar en voelde heel sterk haar aanwezigheid door haar werk.’

Je hebt in de volgende strofe een hoofdletter, maar geen punt achter ‘keek’.

‘Mijn hoofdlettergebruik is niet heel consequent. Het is gevoelsmatig.’

Je hebt verder ook geen punten. Je begint elke strofe met een hoofdletter, nee, je doet het vaker. Bij de vierde strofe zie je ‘ik beweeg,’ en dan toch een hoofdletter.
‘Dat is fout. Over het algemeen doe ik na een komma geen hoofdletter. De hoofdletters geven normaal de nieuwe zinnen aan. Mijn redacteur verbetert het vaak. Soms komt het door de autocorrectie van Word, maar deze heb ik dus gemist.’

In de tweede strofe staat: ‘Een huis is een bed waar je in hebt geslapen’ ‘bed’ is een metafoor van ‘huis’. Je voelt je thuis in dat huis.

‘Voel jij je thuis als lezer in het gedicht? Dat hoop ik. Ik keek naar haar werk, terwijl ik weet dat ze is vermist is. Ik stap in haar werk, min of meer in haar huis.  Ik voelde me heel erg thuis in dat werk, tegelijkertijd heeft het ook iets heel bevreemdends als je naar het werk kijkt van iemand die er niet is. Ik probeer te definiëren waar zij is of welke sfeer zij heeft..’

Was haar werk een verrassing voor jou? Hoe zou het zijn als je het niet goed vond?

‘Ik vind het best lastig om in opdracht te schrijven; het moet wel echt aansluiten. Dit werk is kwalitatief zo goed en ik vond het zó interessant dat ik meteen dacht dat er wel iets zou kunnen ontstaan. Ook al doordat ik binnenkwam in de galerie en de ruimte meteen aansprak; het was in een voormalige loods. Twee achtermuren waren wit en liep in een punt. Het leken twee gevels van huizen die naast elkaar stonden.. Dat vond ik al een mooi beeld: haar en mijn huis en we moeten samen wat gaan doen. Ik moet me thuis voelen en ik er toe verhouden.’

De rimpels van de rivier in tegenstelling tot de woeste rivier.
‘Zie je, ik beweeg,’ Je leeft. Je wilt in het kunstwerk.

‘Ja, ik wil er bezit van nemen. Dit is wat ik me tenslotte allemaal afvraag.’

‘Is het hoger dan dat jij er bent, en weet het meer?’

‘In dit geval is het een spoor in haar werk dat verwijst naar haar latere situatie, die bizar genoeg rijmt met wat ze inhoudelijk in haar werk had gestopt.
 Zelf denk ik dat een gedicht pas af is als het meer weet dan ik weet. Het moet mij iets vertellen wat ik daarvoor nog niet wist.’

Dat is de reden waarom je schrijft. Je wilt niet alleen de wereld maar ook jezelf ontdekken.

‘Ja, als je dit hebt geschreven, wat weet het meer? Als dat zo is, dan pas begint het gedicht goed te worden. Dat is het stapje hoger dat je wilt bereiken als schrijver.’

Je moet als dichter gehoorzamen aan de taal.

‘Ik denk dat mensen veel meer opslaan dan ze zich bewust zijn en dat dat er in kunst uit kan komen. Je weet veel meer dan je weet. Het bewustzijn van de taal; dat is een mooie gedachte. Ik heb een gedicht geschreven over tekenen. Tekenen is denken met je hand. Dat is gelijk aan schrijven.’

Schrijf je de eerste versie van een gedicht met je hand?

‘Niet altijd. Ook op de computer. Ik heb geen vaste manier. Ik heb ook geen rituelen. Het enige ritueel dat ik heb, is dat ik geen rituelen heb. Ik schrijf wel vaak onderweg, niet thuis. Ik schrijf, als ik geen papier heb, op kleine kaartjes. Mijn tas zit vol rommel, dus ik kan altijd wel ergens op schrijven. Het komt de hele dag door, of niet. Dicteren doe ik niet. Ik schrijf. Als het een gedicht wordt, ga ik het hardop voorlezen. Luisteren of het klinkt, of het ritmisch is.’

Het bijzondere van dit gedicht is dat het niet nodig is om het kunstwerk te kennen. Dit gedicht gaat over het maken van een kunstwerk.

‘Ja, en het maken van een gedicht. Ik heb het ook bij het maken van een tekening. Als het af is, moet het mij iets vertellen. Als dat niet zo is, ga ik verder of ik gooi het weg. Ik gooi veel weg.’

Kun je het werk van Danae beschrijven?

‘Het is veel zwart-wit. Het is vrij donker. Er waren driedimensionale objecten, lianen, van zwart dik touw en rubber. Er hingen een soort takken aan de muur; dikke zwarte takken met veel ruimte ertussen. Verwijzing naar de natuur die meedogenloos is en overwoekerend. Het ging vooral over de relatie tussen natuur en de mens. De donkerte van die werken vond ik fascinerend. Er was ook een film over mijnwerkers, die heel erg met de aarde bezig waren: kolen uit de aarde halen. De betrekkelijkheid van de mens.’

Dat geldt voor je zelf ook?

‘Ja zeker. Wat ben ik in deze wereld? Wat beteken ik in dit universum? Dit onbegrijpelijke bestaan.’

Je hebt in je werk sterk het gevoel dat je logeert in de werkelijkheid.

‘Ja, leven in een soort decor. Wat echt mijn eigen huis is, dat snap ik niet. Ik ben hier nu 37 jaar. Hoeveel triljoenen jaren zijn er wel niet al geweest en zullen er komen? Je moet natuurlijk zo goed mogelijk zorgen voor je omgeving, de aarde, maar ik ervaar het als super relatief en ook bevreemdend. Het is heel vreemd om te bestaan, vind ik, extreem vreemd.’

Maar wel prettig?

‘Over het algemeen vind ik het wel prettig ja. Ik heb ook wel periodes gehad dat het niet zo prettig was. Als je het gevoel hebt dat je altijd op bezoek bent, moet je er wel mee leren leven. Ik ben uitgenodigd, ik heb een plek gekregen, lieve ouders, een gezin, een man, een kind. Ik ben bevoorrecht, maar het blijft vreemd.
In mijn werk kan ik een thuis vinden. Het maken is fijn. Ik heb geen tijd voor andere dingen, p.r.-acties. Ik wil gewoon hier dingen maken en daarin verdwijnen.’

Ben je eerder begonnen als beeldend kunstenaar of als dichter?

‘Als beeldend kunstenaar. Een moeilijke vraag, omdat ik zelf niet goed door had dat ik iets aan het maken was. Ik zat op een opleiding voor journalistiek en ik moest een verslag maken van een tentoonstelling. Het verslag bleek een soort kunstenaarsboek. Een docent zei dat ik volgens hem naar de kunstacademie moest. Hij zei: ‘Volgens mij schrijf je gedichten.’ Ik wist niet dat ik dat deed. Ik maakte dingen zonder dat ik wist wat het was. Op de kunstacademie, het Rietveld, las iemand mijn teksten en die zei: ‘Maar dit zijn prachtige gedichten!’ Ik wist het niet. Ik schreef gewoon stukjes.’


Wanneer ben je gaan publiceren?

‘Ik ben begonnen met voorlezen, omdat ik me afvroeg of het nodig was om mijn teksten te lezen of te horen. Dat wist ik niet. Ik ben naar Festina Lente gegaan. Ik vroeg me af: hoe werkt dat als ik voor een publiek sta? Poetry Slam. Tot mijn verbazing won ik, met serieuze gedichten. Dat kan dus ook.
Erik Jan Harmens zat in de jury en die interviewde me voor de VPRO en zo is het gaan lopen. Toen won ik de Holland Maandbladprijs. Dat was mijn eerste publicatie. Na mijn afstuderen - de eerste lichting van de afdeling Schrijven aan de Rietveldacademie - had ik een bundel. Die heb ik nog een tijd tegengehouden, want ik wilde niet te snel. Ik ben met de redacteur met wie ik het beste kon vinden in zee gegaan.’

Heb je adviezen voor jonge dichters?

‘Heel veel lezen, ook buitenlandse poëzie. Kijken: hoe werkt iets. Waarom schrijft iemand deze zin na die zin of hoe heeft iemand iets voor elkaar gekregen? Laat je poëzie aan andere mensen lezen, zodat je feedback krijgt. Daar kun je beter van worden. Optreden voor publiek. Het moet je natuurlijk liggen. Voor mij was het iets buiten mijn comfortzone, maar het heeft me wel heel veel opgeleverd. Je moet wellicht een beetje durven.
Ook: je gedichten altijd hardop voorlezen, eerst aan je zelf, om te horen hoe het klinkt. Ik denk dat het belangrijk is dat je le eigen gang gaat. Het kan alleen maar goed worden als het helemaal diep vanuit jezelf komt en niet omdat andere mensen iets hebben gezegd of omdat je ergens aan wilt voldoen of dat je zo nodig poëzie wil maken. Helemaal trouw zijn aan jezelf. Je eigen stem vinden. Steeds weer kijken en weg leggen en de tekst verder afpellen. Steeds opnieuw naar jezelf kijken. Soms heb je daar andere mensen voor nodig. En soms werkt het goed om iets een jaar te laten liggen en dan weer opnieuw kijken.
Ik denk trouwens dat er geen algemene regels zijn over hoe je poëzie zou ‘moeten’ maken.
Wat vind ik een goed gedicht? Het moet van binnenuit komen, en tegelijkertijd dat dat beschouwd wordt. Wanneer er paradoxen in het gedicht leven en scherp zijn als een mes; dus dat je twee tegengestelde zaken tegelijkertijd in een gedicht leest, dan wordt het, voor mij, interessant.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten